2KB 19022021
1 / 16
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
In alinea 1 van tekst 3 staan alleen...
A
feiten
B
meningen
C
argumenten
D
dingen over de fantastische wedstrijd van Ajax gisteren
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het antwoord op vraag 3?
A
Het lopen op een slap touw.
B
Het lopen tijdens het oefenen.
C
Het lopen tijdens de modeshow.
D
Het lopen naar huis.
Slide 4 - Quizvraag
Context betekent?
A
Een verdacht appje
B
Een tegenbericht
C
Verband
D
Een tegenargument
Slide 5 - Quizvraag
Synoniem voor: scholieren
Slide 6 - Woordweb
Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
voorbeelden zoeken
D
de inhoudsopgave bekijken
Slide 7 - Quizvraag
Waar gaat tekst 6 over?
A
Een stoomcursus overhemden strijken
B
Een stoomcursus wegrennen
C
Een stoomcursus snoezig kijken
D
Een stoomcursus catwalk lopen
Slide 8 - Quizvraag
Waarom zou Masao uit tekst 5 ook denken dat de stoomcursus werkt?
A
Hij heeft catwalk lopen zelf ook snel geleerd
B
Hij houdt van shinen
C
Hij denkt juist dat het niet werkt
D
Omdat mannen nu eenmaal mooier lopen dan vrouwen
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Jan gaf de toets aan de leraar.
Welk zinsdeel is 'Jan'?
Welk zinsdeel is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 11 - Quizvraag
Met welke vraag kun je het lijdend voorwerp in de zin vinden?
A
wie of wat?
B
wie (of wat) + ww gez.?
C
wie (of wat) + ww gez. + onderwerp?
D
ww gez. + onderwerp?
Slide 12 - Quizvraag
"Alle leerlingen vinden de persoonsvorm in deze zin."
De persoonsvorm is:
De persoonsvorm is:
A
Alle leerlingen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 13 - Quizvraag
Als onderwerp voor hun werkstuk kozen ze pooldieren.
Onderwerp=
Onderwerp=
A
Als onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze
