Lección 1 Este finde voy a...

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bienvenidos

Hoy es el jueves 28 de noviembre

Programa de hoy

Lección 1: Este finde voy a...

- Escuchar

- Gramática: toekomende tijd

- ¿Qué vas a hacer el finde?

- Trabajar independientemente

- Quiz

Escuchar

Libro de texto, p. 12

Welke persoon gaat welke activiteit doen in het weekend?

Gramática: toekomende tijd

Als je wilt vertellen wat je van plan bent te gaan doen doen, gebruik je de toekomende tijd:

ir a + hele werkwoord

bijvoorbeeld: ik ga zwemmen -> voy a nadar

Gramática: toekomende tijd

ir = gaan

ir a + hele ww

a -> voorzetsel

voorbeeld:

jij gaat eten

(tú) vas a comer

(tú) vas comer

yo (ik)	voy
tú (jij)	vas
él/ella (zij/hij)	va
nosotros/as (wij)	vamos
vosotros/as (jullie)	vais
ellos/ellas (zij)	van

Vertaal: wij gaan slapen
slapen = dormir

1. vais a dormir
2. vamos a dormir
3. vamos dormir
4. van a dormir

Vertaal: zij gaat boodschappen doen
boodschapen doen = ir de compras

1. vas a de compras
2. vas ir de compras
3. va a ir de compras
4. vas a ir de compras

2x ir achter elkaar?

Dat kan!

bijvoorbeeld bij uitdrukkingen zoals

- ir de compras

- ir de excursión

-> voy a ir a un parque de atracciones

-> voy a ir de compras

Vertaal: zij gaan zwemmen
zwemmen = nadar

Vertaal: jullie gaan koken
koken = cocinar

¿Qué vas a hacer este finde?

Vertel aan een klasgenoot wat je dit weekend gaat doen.

¿Qué vas a hacer este fin de semana/finde?

gebruik de toekomende tijd -> ir a + hele werkwoord

gebruik de woordenschat in het roze blokje op p. 21

Trabajar independientemente

Libro de trabajo (werkboek)

Haz los siguientes ejercicios

ej. 1 t/m 5 (p. 6-7)

ej. 10 + 11 (p. 10)

gebruik bij ej. 1 + 2 de audio

Vul in: Mi hermana ... a hacer deberes el domingo

1. voy
2. va
3. vas
4. van

Vul in: Mis abuelos ... a ir de compras

1. vamos
2. vais
3. va
4. van

Vul in: Mi padre y yo ... a cocinar esta noche

1. voy
2. va
3. vamos
4. vais

Vertaal: jij gaat op excursie
op excursie gaan = ir de excursión

1. voy a ir de excursión
2. vas a ir de excursión
3. vas ir de excursión
4. vas de excursión

Vertaal: jullie gaan met vrienden afspreken (quedar con amigos)