Rendement, Capaciteit en Schakelingen tekenen

Rendement & Capaciteit
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Rendement & Capaciteit

Slide 1 - Tekstslide

Planning voor deze les
- Uitleg rendement en capaciteit
- Vragen over het begrip nuttige energie
- Maken opgaven
- Schakelschema's tekenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Rendement
  • Griekse letter 'eta': η
  • Geen eenheid, vaak met
    procenten aangegeven
  • η = wat er nuttig uit komt /
    alles wat je er in stopt
  • Kan zowel met energie als
    met vermogen:

Slide 3 - Tekstslide

Rendement
Niet alle energie wordt nuttig gebruikt. Door het percentage nuttige energie te berekenen, kun je het rendement vinden. 

Slide 4 - Tekstslide

Capaciteit
De maximale hoeveelheid die een apparaat kan leveren binnen een bepaalde periode.

De accu hiernaast kan dus in 40 uur, 1,0 Ampère leveren. 

Slide 5 - Tekstslide

Capaciteit berekenen

C = Capaciteit in Ah
I = Stroomsterkte in A (Ampère)
t = uur in h (uur)

Slide 6 - Tekstslide

Rendement en Capaciteit
 Stel je voor dat je een pizza bezorgbedrijf hebt en je bezorgt pizza's. Jouw bezorgscooter heeft een capaciteit van 5 pizza's per keer.

Slide 7 - Tekstslide

Bereken het rendement als de bezorger slechts 3 pizza's per keer bezorgt.

Slide 8 - Open vraag

Wat zou het rendement zijn als de bezorger de maximale capaciteit van 5 pizza's per keer benut?

Slide 9 - Open vraag

Wat is de nuttige energie van deze centrale?
A
chemische energie
B
elektrische energie
C
warmte
D
straling

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de nuttige energie van dit apparaat?
A
chemische energie
B
stralingsenergie
C
bewegingsenergie
D
elektrische energie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de nuttige energie van dit apparaat?
A
warmte
B
lichtenergie
C
bewegingsenergie
D
chemische energie

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de opgenomen energie van deze kolencentrale? (energie die erin gaat)
A
chemische energie
B
elektrische energie
C
warmte
D
straling

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de opgenomen energie van dit apparaat? (energie die erin gaat)
A
chemische energie
B
stralingsenergie
C
bewegingsenergie
D
elektrische energie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de opgenomen energie van deze windmolen? (energie die erin gaat)
A
warmte
B
elektrische energie
C
bewegingsenergie
D
chemische energie

Slide 15 - Quizvraag

§3.5 Rendement
Opdrachten voor de volgende les.
Noteer via gegeven, gevraagd, oplossing
de antwoorden in je schrift/klapper (A4-formaat)

Slide 16 - Tekstslide

§3.5 Rendement
16. Een boiler is gevuld met water dat verwarmd moet worden  
       van 15˚C tot 80˚C. 
       Voor het verwarmen van het water is volgens een     
       berekening 31,4kJ warmte nodig. 
       In werkelijkheid is er voor het verwarmen 38,3 kJ nodig.
      a. Geef een verklaring/reden voor dit verschil.







Slide 17 - Tekstslide

§3.5 Rendement
16. Een boiler is gevuld met water dat verwarmd moet worden  
       van 15˚C tot 80˚C. 
       Voor het verwarmen van het water is volgens een     
       berekening 31,4kJ warmte nodig. 
       In werkelijkheid is er voor het verwarmen 38,3 kJ nodig.
      b. Bereken het rendement van de boiler.






Slide 18 - Tekstslide

§3.5 Rendement
17. Door een beekje stroomt per minuut 4,8m3 water.
      Dit water wordt gebruikt om een waterrad te laten draaien.
      Voor en na het waterrad is een hoogteverschil van 2,0m.
       a. Bereken de zwaarte-energie van 4,8m3 water 
            op 2,0m hoogte.
             1m3 water heeft een massa van 1,0∙103 kg.

Slide 19 - Tekstslide

§3.5 Rendement
17. Door een beekje stroomt per minuut 4,8m3 water.
      Dit water wordt gebruikt om een waterrad te laten draaien.
      Voor en na het waterrad is een hoogteverschil van 2,0m.
     b. Bereken het opgenomen vermogen van het waterrad.
          Pop is in dit geval gelijk aan de hoeveelheid 
                   zwaarte-energie die per seconde wordt omgezet.

Slide 20 - Tekstslide

§3.5 Rendement
17. Beekje: per minuut 4,8m3 water, om een waterrad te laten      
       draaien. Hoogteverschil = 2,0m.
     c. Het waterrad is gekoppeld aan een dynamo, die elektrische energie     
          opwekt. Het rendement van het waterrad en de dynamo samen is 50%.
         Hoe groot is het elektrisch vermogen dar de dynamo levert?







Slide 21 - Tekstslide

§3.5 Rendement
18. Lees het artikel van de led-lampen. 
      


Slide 22 - Tekstslide

§3.5 Rendement
18. Lees het artikel van de led-lampen. 
       Bij het berekenen van de energiebesparing gaat 
       de fabrikant uit van een kWh-prijs. 
      a. Wat kost 1 kWh volgens deze fabrikant? 
      b. Het nuttig vermogen van de spaarlamp is 1 W. 
           Bereken het rendement van de spaarlamp.


Slide 23 - Tekstslide

§3.5 Rendement
19. Bekijk de energie-stroomdiagrammen. 
 



Slide 24 - Tekstslide

§3.5 Rendement
19. Bekijk de energie-stroomdiagrammen. 
      Bereken het rendement van:
      a. De hogedruk-natriumlamp van 400W.




Slide 25 - Tekstslide

§3.5 Rendement
19. Bekijk de energie-stroomdiagrammen. 
      Bereken het rendement van:
    b. Het heetwatertoestel van 8,2kW.




Slide 26 - Tekstslide

§3.5 Rendement
19. Bekijk de energie-stroomdiagrammen. 
      Bereken het rendement van:
     c. De netadapter van 20W.




Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video