Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Naamwoordelijk gezegde & werkwoordelijk gezegde
Grammatica
Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
In deze les zitten
25 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica
Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
Slide 1 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde
OF!
Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde
Slide 2 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp)
IS
(of wordt of blijft).
Slide 3 - Tekstslide
Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde
bestaat uit één of meer werkwoorden en een (zelfstandig, bijvoeglijk) naamwoord.
Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets
is
(
ZIJN ZIN
).
Slide 4 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Mijn vader is op zijn studeerkamer
Wie of wat is mijn vader = ??????
Deze zin heeft dus geen naamwoordelijk gezegde. Een naamwoordelijk gezegde neemt een toestand of eigenschap van het onderwerp aan.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het naamwoordelijk gezegde?
In de zon
zijn
de beelden
prachtig
.
Dus het naamwoordelijk gezegde is:
'
zijn prachtig
'
Slide 6 - Tekstslide
Koppelwerkwoord
Eén van de werkwoorden van een naamwoordelijk gezegde is
een vorm van
een
koppelwerkwoord
.
Koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, lijken, blijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen
Slide 7 - Tekstslide
Het werkwoordelijk gezegde
Slide 8 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde is
een zinsdeel.
Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp
‘doet’ of ‘overkomt’.
Let op: het woordje
te
voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
Ik heb veel
te
doen.
--> werkwoordelijk gezegde: heb te doen
Werkwoordelijk gezegde (wwg)
Slide 9 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Slide 10 - Tekstslide
TIJD OM TE OEFENEN
Slide 11 - Tekstslide
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Katrien is moe.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 12 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Ze heeft hard gewerkt.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 13 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij wil gaan slapen.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 14 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Zij dacht aan haar grote zachte bed met haar warme deken en haar grote hoeveelheid knuffels.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 15 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Later wordt Katrien slaapspecialist.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 16 - Quizvraag
werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 17 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Sophie bleef na de les nog even zitten.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde.
Slide 18 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Die ijverige Hendrik bleek de beste van de klas met wiskunde.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde.
Slide 19 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Leon heeft volgende week zaterdag 2 afspraken gemaakt.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde.
Slide 20 - Quizvraag
In welke zin zie je geen naamwoordelijk gezegde, maar een werkwoordelijk gezegde?
A
Alle leerlingen zijn hyperactief.
B
De docent wordt er een beetje moe van.
C
De kinderen stuiteren door de klas.
D
De docent lijkt zelf ook een beetje druk te worden.
Slide 21 - Quizvraag
H9: werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
De olifanten zijn lief en zorgzaam.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde.
Slide 22 - Quizvraag
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
'Hij is een dokter'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 23 - Quizvraag
Naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
De moestuin is een grote puinhoop geworden.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde.
Slide 24 - Quizvraag
naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?
Later wordt zij tandarts
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 25 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Naamwoordelijk gezegde & werkwoordelijk gezegde
Januari 2025
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Naamwoordelijk gezegde & werkwoordelijk gezegde
14 dagen geleden
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Naamwoordelijk gezegde & werkwoordelijk gezegde
21 dagen geleden
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Naamwoordelijk gezegde
Januari 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 34
14 dagen geleden
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 34
November 2023
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 34
December 2023
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
naamwoordelijk gezegde
Juni 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2