11 mei 1MH2

Morning, 1MH2!
--Taalspel:  Happy or Sad (past simple)
--Unit 6: to be&comparisons 
--Lesson 1 en 2 exercise 1 t/m 16
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Morning, 1MH2!
--Taalspel:  Happy or Sad (past simple)
--Unit 6: to be&comparisons 
--Lesson 1 en 2 exercise 1 t/m 16

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Happy or Sad (Past simple)
  • Jullie worden in twee teams(A en B) gedeeld.
  • Ik lees per keer één zin voor: deze is grammaticaal correct of niet.
  • Nadat ik de zin heb voorgelezen, rent van ieder team een leerling naar de juiste kant van het bord: naar het blije gezicht(zin is goed) of naar het verdrietige gezicht(zin is niet goed).
  • Het spel is klaar als alle leerlingen een keer aan de beurt zijn geweest. Welk team heeft gewonnen. 

  • Spel regels: Staan twee teams tegelijk aan de juiste kant van het bord, dan krijgt de snelste twee punten en de langzaamste één punt.Sta je aan de verkeerde kant dan krijg je nul punten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple 
The past simple eindigt vaak op -ed. 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I did not play
You did not play
He/she/it did not play
We did not play
They did not play
You did not play
Did I play?
Did you play?
Did he/she/it play?
Did we play?
Did they play?
Did you play?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. I talked to Jim this morning.
2. We watched the match yesterday.
3. She played with her brother.
4. We baked a delicious cake yesterday.
5. She panicked when she heard the bad news.
6. She married him when she was 18 years old.
7.  We travelled to Africa last summer.
8. I went to the doctor two days ago.
9. I drank a glass of water at 11 o'clock. I'm not thirsty now.
10. I didn't do well.
11. You didn't see him score.
12. Sally didn't run fast.
13. They didn't know the rules.
1. She felt pretty sick yesterday.
2. That man was wearing a dress when it was his birthday. 
3. I stopped at the end of the road.
4. Chances are that he saw me last week.
5. I was breathing very strongly, when I ran up that hill.
6. I'm making an apple pie.
7.  I 'm cutting onions now.
8. Did you write your homework last week?
9. She came home very late yesterday. 
10. He was crying when he felt down on the ground. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To be = zijn
Jullie gaan nu 3 dingen leren:
-Het werkwoord to be
-Hoe je zinnen met to be ontkennend kan maken
-Hoe je vragen kan stellen met to be

Slide 5 - Tekstslide

2 groepen:
Leerlingen die denken to be te begrijpen gaan aan de slag.
2e groep gaat in de kring voor uitleg
to be  

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

''To be'' = zijn

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To be

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
negative
(negatief)
I
am not
I'm not
You
are not
You're not
She
is not
She's not
He
is not
He's not
It
is not
It's not
We
are not
We're not
You
are not
You're not
They
are not
They're not
Ik
ben niet
Jij
bent niet
zij
is niet
Hij 
is niet
Het
is niet
Wij
zijn niet
Jullie
zijn niet
Zij
zijn niet

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
question
(vragend)
Ben
ik?
Ben
jij?
Is
zij?
Is
hij?
Is
het?
Zijn
wij?
Zijn
jullie?
Zijn
zij?
Am
I
Are
you?
Is
she?
Is
he?
Is
it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
positive
(positief)
Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij 
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons - vergelijkingen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Degrees of comparison.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons

Vergelijkingen / 
Trappen van vergelijking




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons:
They are ______ than we are.
A
Busyer
B
Bussier
C
Busier
D
Bussiest

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons: welke is onjuist?
A
big - biger - biggest
B
good - better - best
C
busy - busier -busiest
D
nice - nicer - nicest

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons:
The King is the ___________
A
more powerful
B
powerfuller
C
powerfullst
D
Most powerful

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the comparison:
bad - ____ - _____
A
badder, baddest
B
worse, worst
C
more bad, most bad
D
more worse, most worst

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons:
My sister's dress is ________ than mine
A
shortter
B
shorter
C
Shorttest
D
Shortest

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the right comparison:
> My friend is ______ of our class.
A
younger
B
younger than
C
youngest
D
the youngest

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap de comparisons
A
Volledig!
B
Helemaal niet!
C
Redelijk
D
Een beetje

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesson 1 and 2 (exercise 1 t/m16)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies