NL2 Gezondheid Wat heb je dit thema geleerd

Wat gaan wij vandaag doen?
Oefenen met Thema 2 Gezondheid en een deel van de toets maken 
Wij maken vandaag opdracht 1, 2, 3, 4 en 5 van de toets
Poster maken van de nieuwe geleerde woorden.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan wij vandaag doen?
Oefenen met Thema 2 Gezondheid en een deel van de toets maken 
Wij maken vandaag opdracht 1, 2, 3, 4 en 5 van de toets
Poster maken van de nieuwe geleerde woorden.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij vandaag doen?
Oefenen met Thema 2 Gezondheid en het 2e deel van de toets afmaken 
Wij maken vandaag opdracht 6, 7 en 8 van de toets

Slide 2 - Tekstslide

Wat heb je in dit thema geleerd?
In deze les gaan we aan de slag met alles wat jullie hebben geleerd over gezondheid. 
- Moeilijke woorden
- Uitdrukkingen: Bijvoorbeeld, met bloed zweet en tranen.
- Lettergrepen 
- Bijvoeglijk naamwoorden en lidwoorden
- Lezen van een tekst
- Schijven van een kaart

Slide 3 - Tekstslide

De Apotheek

Slide 4 - Tekstslide

De behandeling

Slide 5 - Tekstslide

De bijsluiter

Slide 6 - Tekstslide

De conditie

Slide 7 - Tekstslide

Het Dieet 

Slide 8 - Tekstslide

Het eetpatroon

Slide 9 - Tekstslide

De gezondheid

Slide 10 - Tekstslide

De huisarts

Slide 11 - Tekstslide

De Koorts

Slide 12 - Tekstslide

Het medicijn

Slide 13 - Tekstslide

Het onderzoek 

Slide 14 - Tekstslide

Het recept

Slide 15 - Tekstslide

Sportief

Slide 16 - Tekstslide

De Vitamine

Slide 17 - Tekstslide

Ziekte

Slide 18 - Tekstslide

Bepaalde Lidwoorden
De woorden: DE / HET noemen we bepaalde lidwoorden
Onderstreep in de opdracht ALLE bepaalde lidwoorden.

Slide 19 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord wat iets zegt over het zelfstandig naamwoord. 

Bijvoorbeeld: de blauwe tafel 
Tafel = het zelfstandig naamwoord
Blauwe = het bijvoeglijke naamwoord 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Maak opdracht 6 

Slide 22 - Tekstslide

Titel, alinea, tekstdoel en bron
Titel = staat bovenaan de tekst en vertelt waar de tekst over gaat
Alinea = een stukje tekst met een tussenkopje (dikgedrukt)
Tekstdoel = wat wil de schrijver met de tekst bereiken? 
Bron = waar komt de tekst vandaan? (meestal onderaan de tekst)

Maak opdracht 7

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Een kaart schrijven
Schrijf de datum op de kaart
Aan wie stuur je de kaart? Beste Peter,
Vertel over je vakantie, je mag zelf verzinnen waar je bent geweest.
Je hebt op vakantie je pols gebroken. Vertel dat in de kaart.
Sluit de kaart netjes af met groetjes Piet.
Let op hoofdletters (begin van de zin en namen).
Aan het einde van de zin zet je een punt. 

Maak opdracht 8

Slide 25 - Tekstslide

VOORBEELD
Beste Peter,                                                                                                          30-05-2024

Ik ben op vakantie geweest naar Griekenland.
Ik ben tijdens een wandeling gevallen en heb mijn pols gebroken.
Het doet veel pijn. Ik heb gips gekregen en hoop dat het snel over gaat. 
Het is hier leuk en mooi weer. 

Groetjes, Tim 

Slide 26 - Tekstslide

Wat is een uitdrukking of een spreekwoord?
Een zin die iets anders betekent dan je denkt. 
Bijvoorbeeld: Gaan met die banaan :
Kom op, ga ervoor, je moedigt iemand aan
Of
Door dik en dun:
Elkaar steunen wat er ook gebeurt (leuk of minder leuk)

Slide 27 - Tekstslide

Maak opdracht 3 en 4

Slide 28 - Tekstslide

Lettergrepen
Wat is een lettergreep? Een lettergreep kan helpen bij het goed leren uitspreken van een woord. 
Zie - ken - huis
Huis- arts

Slide 29 - Tekstslide

Maak opdracht 5

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht poster maken
Kies 2 woorden uit thema 2 gezondheid
Schrijf de woorden zo mooi mogelijk op de poster
Teken of schrijf de betekenis van de nieuwe geleerde woorden erbij. 
We hangen de woorden op in de klas. 

Slide 31 - Tekstslide