Woordenschat H1

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen hoofdstuk 1 Woordenschat
  • Ik kan de betekenis van een onbekend woord in de tekst vinden
  • de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf.

Slide 2 - Tekstslide

Woordbetekenissen vinden
Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, kijk dan eerst of je de betekenis uit de tekst kunt halen. Je hebt hiervoor de volgende manieren geleerd:
Zoek in de tekst naar een synoniem: een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
Zoek in de tekst naar de betekenis van het onbekende woord.
Zoek in de tekst naar een voorbeeld. Let op woorden als: bijvoorbeeld, zoals.
Zoek in de tekst naar een tegenstelling. Bijvoorbeeld: We hebben gezamenlijk gekookt, maar het toetje heb ik alleen gemaakt.
Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel. Bijvoorbeeld: on- (niet), her- (opnieuw), -loos (zonder).





Woordbetekenissen vinden (1)

  1. Zoek in de tekst naar een synoniem: een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
  2. Zoek in de tekst naar de betekenis van het onbekende woord.
  3. Zoek in de tekst naar een voorbeeld. Let op woorden als: bijvoorbeeld, zoals.
  4. Zoek in de tekst naar een tegenstelling. Bijvoorbeeld: We hebben gezamenlijk gekookt, maar het toetje heb ik alleen gemaakt.
  5. Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel. Bijvoorbeeld: on- (niet), her- (opnieuw), -loos (zonder).





Slide 3 - Tekstslide

Wiebe Wakker wilde aantonen dat je met een elektrische auto heel ver kunt komen. Dit heeft hij zeker laten zien met zijn reis van 95.000 kilometer.
Wat betekent aantonen?

Welk woord past het beste op de open plek in de zin?

Om te ____________ of de anti-roosshampoo goed werkt, moet je het eerst gebruiken.

 

A
bijdragen
B
minimaal
C
bepalen
D
circa

Slide 4 - Quizvraag

Wiebe Wakker wilde aantonen dat je met een elektrische auto heel ver kunt komen. Dit heeft hij zeker laten zien met zijn reis van 95.000 kilometer.
Wat betekent aantonen?

Kies het goede antwoord.

Van zijn ouders mocht Karim niet naar de voetbalwedstrijd. Maar toen ze hoorden dat zijn oudere neef ook ging, mocht hij wel.

Wat kun je over de ouders van Karim zeggen?


A
Ze toonden aan.
B
Ze dreven aan.
C
Ze gaven hem de gelegenheid
D
Ze bleven bij.

Slide 5 - Quizvraag

Wiebe Wakker wilde aantonen dat je met een elektrische auto heel ver kunt komen. Dit heeft hij zeker laten zien met zijn reis van 95.000 kilometer.
Wat betekent aantonen?

In welke zin is het beste synoniem van het woord 'doorsnee' aangebruikt.

De 'doorsnee' Nederlander lust graag stamppot.
A
gemiddelde
B
Groninger
C
bijzondere
D
ideale

Slide 6 - Quizvraag

Wiebe Wakker wilde aantonen dat je met een elektrische auto heel ver kunt komen. Dit heeft hij zeker laten zien met zijn reis van 95.000 kilometer.
Wat betekent aantonen?

Kies het goede antwoord.


In welke zin is koppelen juist gebruikt?



A
De kano van Bastiaan is langs de kant gekoppeld,
B
De kano's zijn aan elkaar gekoppeld, zodat ze niet af kunnen drijven.
C
Tijdens het zwemmen wordt Fiona gekoppeld door haar badpak.
D
Ellen probeerde haar dochter te koppelen om haar huiswerk te gaan maken.

Slide 7 - Quizvraag

Wiebe Wakker wilde aantonen dat je met een elektrische auto heel ver kunt komen. Dit heeft hij zeker laten zien met zijn reis van 95.000 kilometer.
Wat betekent aantonen?

Kies het goede antwoord.


Wanneer kun je zeggen dat iets een aanrader is?


A
Als de meester je voor de twintigste keer straf geeft.
B
Als je moeder je elke dag de taak geeft om de vaatwasser in te ruimen.
C
Wanneer je met vrienden een nieuwe grap maakt.
D
Als je buurjongen vertelt dat je die film echt moet gaan zien in de bioscoop.

Slide 8 - Quizvraag

Wiebe Wakker wilde aantonen dat je met een elektrische auto heel ver kunt komen. Dit heeft hij zeker laten zien met zijn reis van 95.000 kilometer.
Wat betekent aantonen?

Welke zin betekent ongeveer hetzelfde?


Mijn moeder heeft bijgedragen aan het cadeau voor mijn vriendin.


A
Ik mag het cadeau gaan kopen, omdat mijn moeder het niet weet..
B
Ik mag het cadeau gaan kopen, omdat mijn moeder dat gezond vindt.
C
Ik mag het cadeau gaan kopen, omdat mijn moeder dat heeft gezegd.
D
Ik mag het cadeau gaan kopen, omdat mijn moeder een gedeelte meebetaalt.

Slide 9 - Quizvraag

Nakijken

  • Nakijken opdracht 1 en 2 op bladzijde 10 (basis) en bladzijde 24/25 (kader).
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 11 - Tekstslide