Parkinson: Een progressieve neurologische aandoening die voornamelijk motorische functies aantast, maar ook niet-motorische symptomen kan hebben.
Neurologische aandoening: Een ziekte die het zenuwstelsel betreft, inclusief de hersenen en zenuwen.
Motorische symptomen: Fysieke problemen met beweging, zoals trillen, stijfheid en bradykinesie (vertraagde beweging).
Niet-motorische symptomen: Problemen die niet direct met beweging te maken hebben, zoals cognitieve achteruitgang of stemmingsstoornissen.
Genetische aanleg: De voorbestemdheid om een ziekte te ontwikkelen op basis van iemands genetica.
Omgevingsfactoren: Externe invloeden uit de omgeving die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van ziekten.
Landbouwvergiften: Chemische stoffen die in de landbouw worden gebruikt om plagen en ziekten te bestrijden, maar die schadelijk kunnen zijn voor de mens.