Practising the future tense

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Today we're going to talk about the 

FUTURE

Actually I was talking about this

FUTURE

Planning

Practise:

Will or Going to?

Goal:

At the end of this class you know the difference between will and going to.

The Future

Future staat voor toekomende tijd. In het Nederlands zeggen we dan vaak dat iets gaat gebeuren.

In het Engels kennen ze een duidelijk verschil tussen of iets ZEKER gaat gebeuren of NIET. 

Will and going to

De twee meest voorkomende vormen om te praten over de toekomst in het Engels zijn 'will' en 'to be going to'. 

"It will rain tomorrow".

"I am going to Spain this summer".

In een zin komen deze vormen altijd vóór het hele werkwoord! (eat, walk, listen, etc.)

Will or going to?

Will

- Bij een voorspelling waar je NIET zeker weet of het gaat gebeuren

- Bij een besluit op het moment van spreken

Going to

- Bij een voorspelling waarbij je WEL zeker weet dat het gaat gebeuren

- Bij een afgesproken plan

'Will' gebruik je bij een voorspelling waar je NIET zeker weet of het gaat gebeuren

1. True
2. False

'Will' gebruik je bij een besluit op het moment van spreken.

1. True
2. False

'Going to' gebruik je bij een voorspelling waar je WEL zeker weet dat het gaat gebeuren

1. True
2. False

'Going to' gebruik je bij een afgesproken plan.

1. True
2. False

I ______ see Dennis tonight (afgesproken plan)

1. will
2. am going to

____ you help me?
(besluit op het moment van spreken)

1. will
2. are you going to

It _____ take us three hours to get there.
(niet zeker)

1. will
2. is going to

I ______ travel to Spain this summer.
(afgesproken plan)

1. will
2. am going to

It _____ rain tomorrow.
(niet zeker)

1. will
2. is going to

I bet Ajax ____ loose next week!

1. will
2. is going to