Herhalingsquiz 3.1 t/m 3.3

Herhalingsquiz 3.1 t/m 3.3
Vroege Middeleeuwen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsquiz 3.1 t/m 3.3
Vroege Middeleeuwen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 3.1
  • Je kunt drie redenen noemen waardoor het Romeinse Rijk uiteenviel en nieuwe koninkrijken ontstonden.
  • Je kunt uitleggen waarom mensen op een domein gingen wonen.
  • Je kunt uitleggen hoe een domein eruit zag en wie er woonden.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen oorzaak voor het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk?
timer
0:20
A
Volksverhuizingen
B
Te klein leger
C
Slecht bestuur
D
Ontstaan Oost-Romeinse Rijk

Slide 3 - Quizvraag

Wat zie je op de kaart?
timer
0:20
A
Splitsing in West- en Oost- Romeinse Rijk
B
De val van het Oost-Romeinse Rijk
C
De val van het West-Romeinse Rijk
D
De volksverhuizingen

Slide 4 - Quizvraag

Het begrip dat bij dit plaatje past is ...
timer
0:20
A
West Romeinse Rijk
B
Volksverhuizingen
C
Frankische rijk
D
Romeinse cultuur

Slide 5 - Quizvraag

Welk deel van het Romeinse Rijk is blijven bestaan tot 1453?
timer
0:15
A
West Romeinse Rijk
B
Oost Romeinse Rijk

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf 1 gevolg op van het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk.
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn de gevolgen van het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk? Noem er 1
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Wie was de baas van een domein?
timer
0:20
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een heer
D
De Romeinse keizer

Slide 9 - Quizvraag

Waaruit bestond een domein?
timer
0:20
A
Huizen van horigen
B
Hoeve van de heer
C
Landbouwgrond
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 10 - Quizvraag

In het hofstelsel:
timer
0:20
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 11 - Quizvraag

Het hofstelsel had als voordeel dat 'hij' zelf niet op het land hoefde te werken.

Wie is in bovenstaande zin 'hij'?
timer
0:20
A
Een horige
B
Een heer

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noemen we de klusjes die de horige moest doen voor de landheer?
timer
0:20
A
Slavenarbeid
B
pacht
C
klusjes
D
herendiensten

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn herendiensten?
timer
0:20
A
Zo af en toe eens op bezoek gaan bij de heer
B
Klusjes doen voor de heer of het klooster
C
Gratis op het land van de heer wonen
D
Bescherming geven aan de horigen

Slide 14 - Quizvraag

Deze boer moest veel herendiensten doen en mocht niet van het domein af:
timer
0:20
A
Horige boer
B
Vrije boer

Slide 15 - Quizvraag

Welke plicht had een vrije boer?
timer
0:20
A
In oorlogstijd op het land van de koning werken
B
In oorlogstijd in het leger van de koning vechten

Slide 16 - Quizvraag

Leerdoelen 3.2
  • Je kunt uitleggen hoe monniken het christendom verder verspreidden in Europa.
  • Je kunt met vier voorbeelden laten zien dat het christendom belangrijk was voor mensen in de middeleeuwen.
  • Je kunt de drie standen in de middeleeuwse samenleving beschrijven.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
timer
0:20
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 18 - Quizvraag

Door het harde leven in de Middeleeuwen gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 19 - Quizvraag

Bedenk waarom Frankische koningen hulp en bescherming gaven aan monniken die Germanen probeerden te bekeren.
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

Missionarissen zijn...
A
Geestelijken die de paus helpen
B
Geestelijken die mensen bekeren tot het Christendom
C
Geestelijken die de Bijbel overschrijven voor de Paus
D
Hulpjes van de paus

Slide 21 - Quizvraag

Noem een bekende missionaris
A
Willibrord
B
Karel de Grote
C
Bonifatius
D
Constantijn de Grote

Slide 22 - Quizvraag

Welke stand was het belangrijkste in de Middeleeuwen?
A
De 3e stand, de boeren zorgden immers voor voedsel
B
De 2e stand, de edelen zorgden immers voor bescherming.
C
De 1e stand, de geestelijken hadden immers contact met God.
D
Alle standen waren even belangrijk.

Slide 23 - Quizvraag

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
timer
1:00
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 24 - Sleepvraag

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe de islam ontstond.
  • Je kunt vier kenmerken van de islam noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe de islam zich verspreidde.

Slide 25 - Tekstslide

Hoe heet het heilige boek van de moslims?
timer
0:20
A
De Bijbel
B
De Koran
C
De Thora

Slide 26 - Quizvraag

Op vrijdagmiddag komen moslims bijeen in hun gebedshuis.
Hoe heet dit gebedshuis?
timer
0:20
A
Een kerk
B
Een moskee
C
Een synagoge

Slide 27 - Quizvraag

Welke godsdienst is ouder?
timer
0:20
A
Christendom
B
Islam

Slide 28 - Quizvraag

Naar welke plaats moeten moslims een bedevaart maken?
timer
0:20
A
Mekka
B
Medina
C
Jeruzalem
D
Rome

Slide 29 - Quizvraag

In welke plaats kreeg Mohammed een boodschap van de engel Gabriel?
timer
0:20
A
Medina
B
Mekka
C
Jeruzalem
D
Rome

Slide 30 - Quizvraag

Naar welke plaats vlucht Mohammed?
timer
0:15
A
Mekka
B
Medina
C
Jeruzalem
D
Rome

Slide 31 - Quizvraag

Hoe gingen moslims om met de inwoners van de veroverde gebieden?
timer
0:20
A
Zij moesten verplicht moslim worden
B
Niet-moslims moeten een extra belasting betalen
C
Mensen mochten hun eigen geloof behouden
D
Niemand mocht meer varkensvlees eten

Slide 32 - Quizvraag

Welke gebieden veroverden moslims?
timer
0:20
A
Noord-Afrika
B
Midden-Oosten
C
Spanje
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 33 - Quizvraag