3.2 Dieren

3.2 Dieren
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.2 Dieren

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 3 - Sleepvraag

Bacteriën
schimmels
dieren
planten
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
wel celwand, 
celkern, geen bladgroenkorrels

Slide 4 - Sleepvraag


Een bacterie heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 5 - Quizvraag


Een cel van een schimmel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 6 - Quizvraag


Een plantencel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 7 - Quizvraag


Een dierlijke cel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern -GEEN celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 8 - Quizvraag

Noem de 3 kenmerken om de vier rijken te ordenen?
A
Bladgroenkorrels, celkern en cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celkern en celwand
C
Blad, stengel en wortel
D
Celkern, celwand en slijmvliescellen

Slide 9 - Quizvraag

Welke hoort niet thuis bij de 4 rijken?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Planten

Slide 10 - Quizvraag

GEWERVELDEN

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
3.2.3 Je kunt kenmerken noemen van vijf groepen gewervelde dieren.


Op aarde zijn ongeveer 1,3 miljoen soorten dieren bekend. Bijna 60 000 soorten zijn gewervelde dieren.

Slide 12 - Tekstslide

Gewervelde dieren
Het dierenrijk kent 7 stammen (groepen). Eén van de stammen noemt men 'gewervelden'.
Alle gewervelde dieren hebben een inwendig skelet. Een onderdeel van dat skelet is de wervelkolom. De wervelkolom is opgebouwd uit wervels. Mensen horen hier ook bij. De wervelkolom is je ruggengraat.
Dieren met een wervelkolom noem je gewervelde dieren. Voorbeelden van gewervelde dieren zijn een krokodil, een koe, een paard en een vogel.


Slide 13 - Tekstslide

Kenmerken van gewervelden
De vijf groepen gewervelden kun je onderscheiden door te letten op de volgende kenmerken:
De gewervelden worden in vijf groepen verdeeld, de indeling wordt gedaan door te letten op de volgende 4 kenmerken:
1. De ademhalingsorganen: longen of kieuwen?
2. De huid: schubben, haren, slijm, veren?
3. De manier van voortplanten: geboren? hard ei? zacht ei?
4. De leefomgeving / milieu: land? water? lucht?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerken van gewervelden
De vijf groepen gewervelden kun je onderscheiden door te letten op de volgende kenmerken:

1. De huid
2. De lichaamstemperatuur
3. De ademhalingsorganen
4. De manier van voortplanten
5. De leefomgeving / milieu

Slide 19 - Tekstslide

   Uitzonderingen
Let op:
Bijna alle zoogdieren leven op het land. Er zijn zoogdieren die in het water leven.

Bijna alle vogels kunnen vliegen.
Vogels die niet vliegen, leven op het land en niet in de lucht.

Slide 20 - Tekstslide

Vissen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Onthoud
• Gewervelde dieren hebben een wervelkolom.
– De wervelkolom is een onderdeel van het skelet.
– Een wervelkolom bestaat uit wervels.
• Vijf groepen gewervelde dieren zijn: vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.
• Vissen
– Huid: schubben met slijm.
– Ademhaling: met kieuwen.
– Voortplanting: eieren zonder schaal.
– Leefomgeving: water.
• Amfibieën
– Huid: slijm.
– Ademhaling: met longen en huid.
– Voortplanting: eieren zonder schaal.
– Leefomgeving: water en land.
• Reptielen
– Huid: droge schubben.
– Ademhaling: met longen.
– Voortplanting: eieren met zachte schaal.
– Leefomgeving: meestal op het land.
• Vogels
– Huid: veren.
– Ademhaling: met longen.
– Voortplanting: eieren met harde schaal.
– Leefomgeving: vooral in de lucht.
• Zoogdieren
– Huid: haren.
– Ademhaling: met longen.
– Voortplanting: geboren als jong dier.
– Leefomgeving: meestal op het land.

Slide 28 - Tekstslide

Aan het werk! Bio voor Jou
Wat? 3.1 Organismen ordenen - opdrachten 1 t/m 9

Waar? In je online boek 

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? kom je bij me
Klaar? Test Jezelf!

timer
1:00

Slide 29 - Tekstslide

Quizje?

Slide 30 - Tekstslide


Een nijlpaard is een zoogdier. Welk kenmerk van zoogdieren bezit het nijlpaard niet?
A
longen
B
wervelkolom
C
huid met haren
D
levendbarend

Slide 31 - Quizvraag

Als jongen van gewervelde dieren niet uit eieren komen maar uit de moeder, noem je deze dieren
A
zogen
B
levendbarend
C
bevalling met eieren zonder schaal
D
die planten zich niet voort

Slide 32 - Quizvraag



Bekijk de huid van de vleermuis.
Hoe plant de vleermuis
zich voort?
A
levendbarend
B
eieren met een leerachtige schaal
C
eieren zonder schaal
D
eieren met een kalkschaal

Slide 33 - Quizvraag


Wie legt eieren zonder schaal om zich voort te planten?
A
vissen en reptielen
B
reptielen en amfibieën
C
amfibieën en vissen
D
vissen, amfibieën en reptielen

Slide 34 - Quizvraag



Pinquïns
A
Huid: veren Ademhaling: longen
B
Voortplanting: ei kalkschaal Ademhaling: door de huid
C
Voortplanting : ei kalkschaal Ademhaling: Kieuwen
D
Huid: veren Ademhaling: Kieuwen

Slide 35 - Quizvraag



De leguaan heeft droge schubben.
Hoe haalt de leguaan adem?
A
longen
B
kieuwen
C
uitwendige kieuwen, longen en door de huid
D
eerst met kieuwen, daarna door de huid

Slide 36 - Quizvraag

Welk dier legt eieren en is heeft veren?
A
dolfijn
B
pad
C
vos
D
buizerd

Slide 37 - Quizvraag

Zogen:
Het voeden van moedermelk aan een jong dier
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 38 - Quizvraag

Levendbarend: Dieren waarvan de jongen niet uit eieren, maar uit de moeder komen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 39 - Quizvraag

Een jonge zeehond heeft een witte vacht. Een volwassen dier heeft een bruine of grijze.

Hoe plant de zeehond zich voort?

A
levendbarend
B
eieren met een leerachtige schaal
C
eieren zonder schaal
D
eieren met een kalkschaal

Slide 40 - Quizvraag