2M2: H2-2.2

Programma

  • Aanwezigheidscontrole
  • Huiswerk controle
  • 3.2 Oplossen met inklemmen
  • Opgaven maken 
Programma
Pak je Tablet,
rekenmachine, schrift, boek en pen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma

  • Aanwezigheidscontrole
  • Huiswerk controle
  • 3.2 Oplossen met inklemmen
  • Opgaven maken 
Programma
Pak je Tablet,
rekenmachine, schrift, boek en pen

Slide 1 - Tekstslide

Aanwezigheidscontrole

Slide 2 - Tekstslide

3 methoden om een vergelijking op te lossen?
A
grafieken, balansmethode, inklemmen
B
inklemmen, pythagoras, balansmethode
C
grafieken, pythagoras, balansmethode
D
inklemmen, tabellen balansmethode

Slide 3 - Quizvraag

 Leerdoelen
Je hebt al geleerd:
  • oplossen met grafieken

Deze les leer je:
  • oplossen met INKLEMMEN

Slide 4 - Tekstslide

totaal 12 punten.
Hoeveel is de
letter Z waard?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 5 - Quizvraag

2.2 oplossen met inklemmen
Hierbij hoort:    2 x H + 11 = 15 

Slide 6 - Tekstslide

Hierbij hoort:
2 x H + 11 = 15
Hoeveel is H?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

2.2 oplossen met inklemmen
Oplossen met inklemmen betekent:
  • een vergelijking opstellen
  • getallen proberen
  • erbij zetten: teveel of te weinig 
  • tot het antwoord

Slide 8 - Tekstslide

2.2 oplossen met inklemmen

Slide 9 - Tekstslide

2.2 oplossen met inklemmen
Wij gaan oefenen met een opgave

Slide 10 - Tekstslide

2.2 oplossen met inklemmen
Cindy's inkomsten kan je berekenen met de formule:
inkomsten in € = 3,45 + 4,85t
Zij verdient €37,40
Hoeveel uur heeft zij gewerkt?

Slide 11 - Tekstslide

2.2 oplossen met inklemmen
Cindy's inkomsten kan je berekenen met de formule:
inkomsten in € = 3,45 + 4,85t
Zij verdient €37,40
Hoeveel uur heeft zij gewerkt?
Je start met een vergelijking opstellen
             ...............    +    ..................   = ...................

Slide 12 - Tekstslide

Wat wordt
de vergelijking?
A
3,45 + 4,85t
B
37,40
C
3,45 + 4,85t = 37,40

Slide 13 - Quizvraag

2.2 oplossen met inklemmen
Na de vergelijking getallen proberen.
zet er achter: te veel, te weinig of klopt

Slide 14 - Tekstslide

t = 10
Wat zet jij neer?
A
t = 10 ) 8,30 te weinig
B
t = 10 ) 51,95 te veel
C
t = 10 ) 37,40 klopt

Slide 15 - Quizvraag

t = 5
Wat zet jij neer?
A
t = 5 ) 27,70 te weinig
B
t = 5 ) 40,50 te veel
C
t = 5 ) 37,40 klopt

Slide 16 - Quizvraag

t=10 gaf €51,95 (te veel)
t = 5 gaf € 27,70 (te weinig)
Welke t kies je nu?
A
t = 3
B
t = 7
C
t = 12

Slide 17 - Quizvraag

t = 7
Wat zet jij neer?
A
t = 7 ) 32,50 te weinig
B
t = 10 ) 41,80 te veel
C
t = 7 ) 37,40 klopt

Slide 18 - Quizvraag

Wat zet jij
als laatste neer?
A
Zij heeft 7 uur gewerkt
B
niets, jij bent klaar
C
niets, je kleurt nog wel 7 met een markeerstift
D
niets, je maakt nog wel een mooie tekening

Slide 19 - Quizvraag

2.2 oplossen met inklemmen
Alle stapjes die wij hebben gedaan, moet jij ook opschrijven 
als je een opgave maakt

Slide 20 - Tekstslide

Extra uitleg: instructietafel
Aan het werk!
Klaar: nakijken H3.2/ lezen theorie H3.3 of uitlegfilmpje bekijken H3.3

Slide 21 - Tekstslide

2.2 oplossen met inklemmen
Nog een opgave

Slide 22 - Tekstslide

Wat wordt
de vergelijking?
A
3 + 0,10k = 53
B
53
C
3 + 0,10k

Slide 23 - Quizvraag

t = 20
Wat zet jij neer?
A
t = 20 ) 5 te weinig
B
t = 20 ) 203 te veel
C
t = 20 ) 53 klopt

Slide 24 - Quizvraag

t = 200
Wat zet jij neer?
A
t = 200 ) 23 te weinig
B
t = 200 ) 203 te veel
C
t = 20 ) 53 klopt

Slide 25 - Quizvraag

t = 500
Wat zet jij neer?
A
t = 500 ) 43 te weinig
B
t = 500 ) 203 te veel
C
t = 500 ) 53 klopt

Slide 26 - Quizvraag

t = 500 gaf het goede antwoord.
Ben je nu klaar?
A
Nee
B
Ja

Slide 27 - Quizvraag

t=500 gaf €53
Wat zet jij
als laatste neer?
A
Zij heeft 500 koopzegels
B
niets, je bent klaar
C
niets, je kleurt nog wel 7 met een markeerstift
D
niets, je maakt nog wel een mooie tekening

Slide 28 - Quizvraag


Begreep je wat er deze les is uitgelegd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

H3.3 BALANSMETHODE
Methode 3:
vergelijking opossen m.b.v de balansmethode
Bekijk filmpje op de volgende dia

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video