Kapitel 1 Les 5

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Ziele;

  • Deutsch kennenlernen
  • Aussprache
  • Fragewörter
  • Zahlen (getallen)

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal de volgende woorden D/F Seite 40/41
1. de vriend
2. de kamer
3. antwoorden

4. klein - groß
5. lustig
6. toll

Slide 3 - Tekstslide

voor de so: Vragende vnw Seite 43

waarom -waar- wie- waarheen

1. ............... gehst(ga) du nicht?
2. ............... bist du?
3. ..................hast du ein Geschenk bekommen?
4. ..............wohnst du?

Slide 4 - Tekstslide

so: haben & sein invullen / de persoon onderstrepen
sein      1. Ich ........ in Delft.
haben 2. ................ du morgen Schule?
sein      3. Wir .............. in Deutschland.
haben 4. Ihr ............ eine Aufgabe.
sein      5. ................. Sie in Urlaub gefahren?
haben 6. Er ............ eine Frage.

Slide 5 - Tekstslide

- Nieuw woorden G Seite 41 

- Nakijken Aufgabe 3 - Seite 174  haben & sein

- Uitleg zwakke ww - Seite 60 

Huiswerk Dinsdag volgende week:
Leren Wörter G Seite 40
Machen Aufgabe 30  Seite 32, Aufgabe 22  Seite 61

SO: vrijdag 22 september:
Leren woordjes A & B D/N-N/D, werkwoorden haben & sein, vragende vnw.

Slide 6 - Tekstslide

Wörter D /F - Seite 38
übersetze:
de vriend
A
der Freund
B
die Freund
C
der freund
D
die freund

Slide 7 - Quizvraag

übersetze:
2. de opdracht
A
der Aufgabe
B
die Aufgabe
C
die Frage
D
die aufgabe

Slide 8 - Quizvraag

3. übersetze:
de kamer
A
das Zimmer
B
der Zimmer
C
das zimmer
D
der zimmer

Slide 9 - Quizvraag

4. übersetze:
klein- groot

A
klien- groß
B
klijn- groß
C
Klien-Groß
D
klein- groß

Slide 10 - Quizvraag

5. übersetze:
nett
A
netjes
B
netje
C
aardig
D
lief

Slide 11 - Quizvraag

6. übersetze:
oft
A
vaak
B
soft
C
zolder
D
nooit

Slide 12 - Quizvraag

7. übersetze:
lustig
A
graag lusten
B
hebberig
C
saai
D
grappig

Slide 13 - Quizvraag

8. übersetze:
toll
A
dol
B
tol
C
geweldig
D
boeiend

Slide 14 - Quizvraag

9. Hoe schrijf je:

"het nieuws '

in het Duits

Slide 15 - Woordweb

10. Hoe schrijf je:
"antwoorden"

Slide 16 - Woordweb

In der Stunde:
  • Hausaufgaben Wörter D/F abhören - Seite 38
  • Wörter lernen - schreiben
  • Gebruik Slim stampen of WRTS
  • Fragewörter Aufgabe 7 & 8
  • Aufgabe 7 - Beantworte die Frage
  • Korrigieren 
  • Aufgabe 9 die Zahlen
  • Bingo
  • Machen Aufgabe 15 & 16 - Text lesen en verstehen


Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk in agenda schrijven

Machen: Aufgaben 10 & 15(Text lesen), 16( Text lesen)
Lernen:  die Zahlen (getallen) Seite 42

Slide 18 - Tekstslide