VP theorie, blok 1.4, week 1

Lesopbouw
  • Beroepshouding
  • Studiewijzer
  • Planning van het blok
  • Doorlopen theorie in Zorgpad
  •  Uitleg opdrachten
  • Bespreken thuis opdrachten
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
verpleegkunde theorieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesopbouw
  • Beroepshouding
  • Studiewijzer
  • Planning van het blok
  • Doorlopen theorie in Zorgpad
  •  Uitleg opdrachten
  • Bespreken thuis opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Beroepshouding
• Respect
• Elkaars privacy waarborgen
• Iedereen in zijn/haar waarde laten
• Elkaars normen en waarden respecteren
• Professioneel opstellen
• Op tijd komen
• Goed communiceren, oa hulp vragen
• Actieve leerhouding

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Beoordeling blok
Deze onderwijseenheid is voldoende afgerond wanneer de student gemiddeld een 5,5 staat voor het vak Verpleegkunde in het eerste leerjaar. Een niet-ingeleverde opdracht of een niet-gemaakte toets krijgt een beoordeling in Trajectplanner en zal cijfermatig als een 1 mee worden gerekend voor het gemiddelde. 

Een student die een toets wegens geoorloofde afwezigheid heeft gemist, krijgt de kans om een toets alsnog te maken in overleg met de vakdocent. Geoorloofde afwezigheid is in principe eigenlijk altijd voor de aanvang van de toets bij de docent bekend.


Inhaalmomenten worden voor alle onderwijseenheden via OnderwijsOnline gecommuniceerd. Het inhalen van een toets vraag je minimaal een week van tevoren aan via je vakdocent. 

Slide 7 - Tekstslide

Planning blok
  1. 23-4 online
  2. 30-4 online zelfstandig aan de slag met de les die klaar gezet wordt
  3. 21-5 online
  4. 28-5 online
  5. 4-6 online
  6. 11-6 online
  7. 18-6 online
  8. 25-6 online, kennistoets
  9. 2-7 online
  10. 9-7 online, presentaties

  • Opgegeven opdrachten voor thuis worden steekproef gewijs gecontroleerd aan het begin van de les

Slide 8 - Tekstslide

Zorgpad: verpleegkundige zorg, uitscheiding
Zorg bij de uitscheiding is een belangrijk onderdeel van de verpleegkundige zorg:
  •  vanwege de hygiëne; handhygiëne, handschoenen, protocol
  • vanwege de zorg om het welbevinden van de zorgvrager; NB schaamte
  • om de uitscheidingsproducten te kunnen observeren en afwijkingen te signaleren: alleen bij altijd observeren ga je de afwijkingen goed herkennen.
Methodisch werken:
  •  je stemt je zorg af op de zorgbehoefte van de zorgvrager
  • je observeert het uitscheidingspatroon,
  • je geeft zorg die afgestemd is op de zorgbehoefte 
  • je coördineert en evalueert de zorg

Slide 9 - Tekstslide

Zorgbehoefte inschatten
Observatie:
  • mictie patroon: frequentie, hoeveelheid, kleur, geur, helderheid, gebruik van hulpmiddelen, zoals een blaaskatheter of plaswekker, pijn of moeite bij de mictie?
  • defecatie patroon: frequentie, vorm, hoeveelheid, consistentie, geur, kleur, veranderingen in het patroon, gebruik van laxeermiddelen, abnormale bestanddelen, pijnklachten?

Je verzamelt ook gegevens over de factoren die van invloed zijn op de uitscheiding.
  • Drinkt de zorgvrager voldoende en hoe is zijn vochtbalans?
  • Beweegt de zorgvrager voldoende?
  • Heeft de zorgvrager een dieet of gebruikt hij medicijnen die van invloed zijn op de uitscheiding?
  • Heeft de zorgvrager last van spanningen of stress?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Zorg coördineren
Betrokkenen: naasten/mantelzorgers, incontinentie verpleegkundige, arts, diëtiste, fysiotherapeut, ergotherapeut, opvoedingsdeskundige, psycholoog.

Als je de zorg bij de uitscheiding coördineert, denk dan aan de volgende zaken.
  • Stem de zorg, de behandeling en de begeleiding goed op elkaar af.
  • Maak goede afspraken over voorlichting en aanpak. Denk bijvoorbeeld aan zindelijkheidstraining en de eerste menstruatie.
  • Rapporteer de observaties van het uitscheidingspatroon nauwkeurig, zodat een andere zorgverlener snel overzicht heeft en de problemen kent.
  • Houd rekening met de gevoelens van de zorgvrager als je de uitscheiding evalueert.
  • Evalueer de gegeven zorg.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Beroepshouding
  • omgaan met schaamte
  • levensfase en incontinentie
  • privacy bieden
  • angst en spanning 

Slide 14 - Tekstslide

Hulpmiddelen bij toiletgang
  • po
  • postoel
  •  urinaal
  • urineschuitje en slof
Reiniging
  • pospoeler in een instelling
  • thuissituatie: geen chloor!

Slide 15 - Tekstslide

Afwijkingen diurese 
Patroon:
  • Bij oligurie is de urineproductie minder dan 500 ml per 24 uur.
  • Bij anurie is de urineproductie minder dan 50 ml per 24 uur.
  • Bij polyurie is de urineproductie meer dan 2 liter per 24 uur.
  • Bij nycturie is de urineproductie in de nacht groter.
Kleur:
  • Helder en lichtgekleurd: als de concentratie van de urine laag is bij een hoge productie.
  • Donkergeel: bij een kleine urineproductie waarbij de concentratie hoog is.
  • Donkerbruin met geel schuim: duidt op een hoog gehalte aan galkleurstof (bilirubine).
  • Roodbruin vleesnatkleurig: duidt op bloed in de urine (hematurie).
Geur:
  • UWI ammoniak
  • ontregelde DM aceton

Slide 16 - Tekstslide

Vormen van urine incontinentie
  • Stressincontinentie: bij hoesten niezen, lachen, vooral bij vrouwen, training bekkenbodem en blaas
  • Urge- incontinentie, over actieve blaas, bekkenbodemspieroefeningen
  •  Overloopincontinentie: verliezen van kleine beetje, verzwakte blaasspier of obstructie
  • Reflexincontinentie, op reflex basis, bij verstoring in samenspel tussen hersenen en blaas
  • Functionele incontinentie, geen controle en geen aandrang

Slide 17 - Tekstslide

Algemene maatregelen bij afwijkend defecatie patroon
  • Stel de zorgvrager gerust, maar doe geen uitspraken over gevolgen van de observatie.
  • Vraag de zorgvrager welke producten hij gegeten en gedronken heeft die misschien invloed hebben op de kleur, geur en samenstelling van de uitscheiding.
  • Bewaar eventueel de urine of feces om deze te laten zien, zodat de arts een goed beeld krijgt.
  • Rapporteer de veranderingen uitgebreid in het verpleegdossier. Doe dit zo objectief mogelijk.
  • Geef de veranderingen mondeling door aan de leidinggevende.
  • Leg bij veranderingen in het mictiepatroon en bij diarree een vochtbalans aan. 

NB. obstipatie kan over gaan in overloop diarree, paradoxale diarree

Slide 18 - Tekstslide

  • Ernstige obstipatie kan leiden tot fecaalstenen
Medicatie
  • Microklysma, bisacodil, stimuleert perstaltiek
  • Microlax, sorbitol, feces zacht

Slide 19 - Tekstslide

Oorzaken incontinentie ontlasting
  • Incontinentie kan optreden als gevolg van diarree. Bij diarree is de aandrang zo heftig dat het niet mogelijk is de ontlasting op te houden. Bereik je niet op tijd het toilet of de postoel, dan verlies je de ontlasting.
  • De zorgvrager kan een aandoening van de darmen hebben waardoor diarree ontstaat, bijvoorbeeld chronische darmontsteking.
  • De zorgvrager kan een darmoperatie hebben ondergaan waardoor de ontlasting onvoldoende kan indikken en hij altijd dunne ontlasting heeft.
  • Er kan sprake zijn van een cognitieve stoornis, bijvoorbeeld dementie, waardoor het besef er niet meer is om de ontlasting op te houden.
  • Er kan sprake zijn van neurologische stoornissen waardoor de kringspier van de anus niet meer werkt, zoals bij een dwarslaesie, een CVA en multiple sclerose.
  • Er kan sprake zijn van een beschadiging van de kringspier van de anus door letsel, bijvoorbeeld een ruptuur als gevolg van een bevalling. 

NB. diarree wordt veelvuldig veroorzaakt door het Noro virus en minder vaak door Salmonella

Slide 20 - Tekstslide

Acties bij diarree
  • Zorg ervoor dat de zorgvrager bij aandrang snel naar het toilet of op de po kan.
  • Geef de zorgvrager in overleg (tijdelijk) incontinentiemateriaal.
  • Houd een vochtbalans bij.
  • Zorg voor extra vochtopname (bouillon, thee, water). Gebruik eventueel een oplossing met glucose en zout (ORS) om uitdroging tegen te gaan.
  • Adviseer de zorgvrager geen zoetigheid, koekjes, chocolade en melkproducten te gebruiken, want deze verergeren de diarree.
  • Zorg voor aangepaste voeding. Ga na wat de zorgvrager kan verdragen. Normale voeding is geen bezwaar bij diarree.
  • Geef zo nodig extra hygiënische verzorging na pogebruik en toiletbezoek.
  • Vraag de zorgvrager zijn handen steeds goed te wassen na toiletbezoek.
  • Maak het toilet drie keer per dag schoon bij diarree, desinfecteer het toilet bij besmetting van de bril.
  • Geef de zorgvrager informatie over diarree.
  • Raadpleeg de arts en stel je op de hoogte van de adviezen bij diarree op de website van het voedingscentrum 

Slide 21 - Tekstslide

Sputum
Observatie
  • samenstelling
  • geur
  • kleur
  • hoeveelheid
Kleur:
  • helderrood, bij een longbloeding
  • zwak roze schuimend, door longoedeem bij asthma cardiale
  • enkele rode bloedfluimpjes, bij longembolie of tbc
  • helder schuimend, bij allergische bronchitis
  • roestkleurig, groen of geel, bij een longontsteking
  • zwarte of gestreepte korrels, bij mensen die regelmatig stof, vuil en rook inademen (zware rokers hebben hier vaak last van)

Slide 22 - Tekstslide

Zorgvrager begeleiden bij benauwdheid
  • Stel de zorgvrager op zijn gemak.
  • Laat hem niet alleen of zorg dat bekenden hem helpen.
  • Ga na in welke houding de zorgvrager het minst kortademig is.
  • Laat hem makkelijke, niet-knellende kleding dragen.
  • Laat hem rechtop zitten, eventueel gesteund door kussens.

Slide 23 - Tekstslide

Braken, oorzaken en manieren
  • bij irritatie van de maag of dunne darm door ontsteking of overvoeding;
  • als begeleidend verschijnsel bij andere aandoeningen van de ingewanden, zoals ziekten van de galblaas, darm of urinewegen;
  • in de eerste maanden van de zwangerschap door hormonale veranderingen;
  • bij pasgeborenen door hypertrofie (te sterke ontwikkeling) van de pylorus (kringspier van de maag);
  • door prikkeling van het braakcentrum in de hersenen, bij medicijngebruik, vergiftigingen of ernstige nierziekten;
  • door verhoging van de druk in de hersenen, bijvoorbeeld bij hersentumoren of na een ongeval;
  • bij heftige pijn of heftige emoties. 

Slide 24 - Tekstslide

Complicaties:
  • Uitdrogen
  • Verslikken: aspiratie pneumonie
Observeer:
  • hoeveelheid
  • geur
  • samenstelling
  • kleur

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Menstruatie
"normale"afwijkingen
  • onregelmatigheid
  • lochia in het kraambed
  • dysmennorroe
  • pms
  • amenorroe
Niet normale afwijkingen
  • hevig bloedverlies
  • tussentijdsbloedverlies/contact bloedingen

Slide 27 - Tekstslide

Observaties:
  • De cyclus is abnormaal van duur. Hij is te lang of te kort. Soms blijft de menstruatie zelfs uit.
  • De hoeveelheid bloedverlies tijdens de menstruatie is groter of kleiner dan normaal.
  • De zorgvrager verliest bloed op abnormale tijdstippen (tussen de menstruaties door).
  • De regelmaat is niet meer te herkennen.
  • Tijdens de menstruatie klaagt de zorgvrager meer over pijn dan anders.


Slide 28 - Tekstslide

Transpiratie
Observatie:
  • hoeveelheid
  • geur
  • tijdstip

Slide 29 - Tekstslide

Thuisopdrachten
  • Individueel: Zorgpad: open vragen; Hulp bieden bij diverse vormen van uitscheiding; opdracht 6,7,8&9. 
  • Steekproef gewijs wordt dit in de les van 18-5 gecheckt.

Slide 30 - Tekstslide

Thuisopdracht 2
  • In de al bestaande groepjes onderwerpen verdelen en een presentatie over maken. (ontlasting, urine, sputum, braaksel, menstruatie, transpiratie)
Presentatie op basis van powerpoint. Groepjes zoeken uit:
  • Wat is het?
  • Hoe zit het er gezond uit? En hoe ziet het er afwijkend uit?
  • Waardoor kan het afwijkend zijn/worden?
  • Welke hulp kan hierbij nodig zijn? Welke zorgvragers zullen hier hulp bij behoeven?
  • Optioneel: beschrijf per onderwerp hoe je methodisch te werk gaat en wat belangrijk is in je beroepshouding.
Aan elkaar presenteren in de les 30-4 en mij toesturen in de chat 
1 ontlasting en sputum, 2 urine en menstruatie 3 braaksel en transpiratie

Slide 31 - Tekstslide