H1 Toedienen geneesmiddelen + H8 wetgeving diergeneesmiddelen

H1 Toedienen geneesmiddelen + H8 wetgeving diergeneesmiddelen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Paraveterinaire vakkenMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

H1 Toedienen geneesmiddelen + H8 wetgeving diergeneesmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke wet vind je alle regels over diergeneesmiddelen?
A
Opiumwet
B
Wet geneesmiddelen
C
Wet dieren
D
ARBO-wet

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staan de nationale bepalingen beschreven van diergeneesmiddelen?
A
Wet dieren
B
Besluit diergeneesmiddelen
C
Besluit diergeneeskundigen
D
Regeling diergeneesmiddelen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf de afkorting UDD

Slide 4 - Open vraag

Uitsluitend door DA toedienen
Een medicijn met de afleverstatus URA mag alleen door de Dierenarts toegediend worden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de 3 doelen van de wet dieren

Slide 6 - Open vraag

Bescherming
Mens
Dier
Milieu
Hoelang moet de opiaten administratie bewaard blijven?
A
3 jaar
B
6 jaar
C
10 jaar
D
15 jaar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom bestaat de opiumwet?

Slide 8 - Open vraag

Om misbruik te voorkomen van opiaten (verslavende midddelen)
In de veterinaire sector zijn diverse kwaliteitssystemen ontwikkeld, welke is niet specifiek veterinair?
A
IKB
B
GVP
C
WVAB
D
ISO-9001:2000

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf waar op de werkvloer je het besluit diergeneesmiddelen toepast

Slide 10 - Open vraag

Balie
OK
Opname
Apotheek

Wat is de cascade regeling voor diergeneesmiddelen en wanneer gebruik je het?

Slide 11 - Open vraag

Een regeling die de DA de gelegenheid geeft om uit te wijken naar geneesmiddelen van een andere diersoort, indicatie of magistrale bereiding.
Tussen welke twee toedieningsvormen maken we onderscheid bij het geven van geneesmiddelen?
A
Lokaal en systemisch
B
Lokaal en oraal
C
Systemisch en parenteraal
D
Parenteraal en oraal

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is niet waar over lokaal behandelen?
A
Direct op de juiste plaats
B
Weinig tot geen bijwerkingen
C
Makkelijk te doseren
D
Wordt snel opgenomen in het bloed

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen lokale toedieningsvorm?
A
Zalf
B
Spray
C
Wassing
D
Pasta

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen oraal toedienen is een systemische toediening
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie via de luchtwegen noem je
A
Druppels
B
Spray's
C
Poeders
D
Aerosolen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf hoe je tot de keuze komt voor een geneesmiddel

Slide 17 - Open vraag

Aandoening
Toestand van patiënt
Beschikbaarheid
Wat controleer je bij het uitgeven van geneesmiddelen?
A
Juistheid geneesmiddel, Dosering, Houdbaarheid
B
Juistheid geneesmiddel, Dosering, Gewicht
C
Juistheid geneesmiddel, Gewicht, Leeftijd
D
Juistheid geneesmiddel, Diersoort, Gewicht

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is farmacokinetiek?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is MEC
A
Maximale effectieve concentratie
B
Minimaal effectieve concentratie

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een lipofiel geneesmiddel hecht zich graag aan
A
Eiwitten
B
Zuurweefsel
C
Vetweefsel
D
Suikers

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een stof die is omgezet in het lichaam tot een andere stof noem je
A
Molecul
B
Metaboliet
C
Hematocriet
D
Electrolyt

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke hondenrassen zijn gevoelig voor avermectines?
A
Border terriër, Golden retriever, bordeaux dog
B
Schapendoes, mopshond, Teckel
C
Collie rassen, dobermann, Rottweiler
D
Collie rassen, bobtail, sheltie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies