11.1 erfelijkheid en chromosomen

DYZ   Dafne van IJzendoorn
Voorstellen/Plattegrond
Studiewijzer/PTA/examenjaar

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

DYZ   Dafne van IJzendoorn
Voorstellen/Plattegrond
Studiewijzer/PTA/examenjaar

Slide 1 - Tekstslide

11.1 Eigenschappen en chromosomen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 11.1

-Je kunt uitleggen wat erfelijke eigenschappen zijn en wat een fenotype is.
-Je kunt uitleggen waardoor het fenotype bepaald wordt.
-Je kunt uitleggen waar informatie voor je eigenschappen zit.
-Je kunt aan een chromosomenkaart zien of die van een jongen of een meisje is.
-Je kunt uitleggen wat een gen en wat het genotype is.

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 85.


Slide 4 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen

Eigenschappen die je van je ouders krijgt noem je erfelijke eigenschappen

Erfelijke eigenschappen bepalen grotendeels hoe je lichaam eruit ziet en hoe het werkt.

DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. 

Slide 5 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen

Slide 6 - Tekstslide

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 11.1
Maken: 11.1: 3, 5, 8, 9,

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op magister 

timer
8:00

Slide 7 - Tekstslide

Fenotype 
  • De eigenschappen van een organisme, waaronder het uiterlijk = fenotype
  • Genotype + invloeden uit de omgeving = fenotype 
  •  Het fenotype kan je veranderen het genotype NIET.

Slide 8 - Tekstslide

Kan het fenotype veranderen?
Je uiterlijk (fenotype) blijft niet je hele leven hetzelfde. Bijvoorbeeld in de puberteit verander je. 
Ook kun je dit zelf veranderen. 

Slide 9 - Tekstslide

Waar zit de informatie voor je eigenschappen?
  • Chromosomen bevinden zich in de celkern
  • Ze bestaan grotendeels uit DNA  bevat informatie erfelijke eigenschappen
  • Ze komen in paren voor (23 paren bij een mens)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 11.1
Maken: 11.1: 12,15,16

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op magister 
evt verder werken

timer
8:00

Slide 12 - Tekstslide

chromosomenkaart
Van ieder chromosomenpaar krijg je:

1 chromosoom van vader
1 chromosoom van moeder
Geslachtschromosomen bepalen geslacht.
23 paar chromosomen, totaal dus 46 chromosomen

MAAK nu op de opdracht Karyogram

Slide 13 - Tekstslide

Hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen?
Voor iedere eigenschap (je oogkleur, je haarkleur etc.) is er een stukje DNA. Zo'n stukje noemen we een gen.
 Eén gen heeft dus de informatie voor één eigenschap.

Slide 14 - Tekstslide


genotype:
de informatie in het DNA / 
de eigenschappen op de chromosomen

fenotype:
de verschijningsvorm van een eigenschap
(wordt bepaald door het genotype en omgevingsfactoren)

Slide 15 - Tekstslide

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 11.1
Maken: 11.1: (3, 5, 8, 9, 12, 15, 16,) 17, 20, 23, 24

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op magister daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

Welke geslachtschromosomen kunnen niet voorkomen
Is dit Karyogram van een man of een vrouw?
A
Man
B
Vrouw
C
Kan allebei
D
Is niet te zien

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe worden genotype en fenotype beïnvloed?
A
Genotype en fenotype worden willekeurig beïnvloed.
B
Genotype en fenotype worden alleen beïnvloed door omgevingsfactoren.
C
Genotype wordt beïnvloed door erfelijkheid en fenotype wordt beïnvloed door erfelijkheid en omgevingsfactoren.
D
Genotype en fenotype worden alleen beïnvloed door voeding.

Slide 19 - Quizvraag

In de afbeelding is schematisch getekend hoe de vorming van geslachtscellen en de bevruchting bij de mens verlopen. Noteer bij elke cel wat voor cel het is en vul in elke cel het juiste aantal chromosomen in
46
46
46
46
46
46
Lichaamscel
Lichaamscel
Zaadcel
Eicel
Bevruchte eicel
23
23

Slide 20 - Sleepvraag