Toets training financiële data

Toetstraining financiële data
  • Log in op LessonUp
  • Pak een Rekenmachine, kladblaadje en pen
  • Als je de vraag niet kunt beantwoorden zet je een ?
  • Maak aantekeningen en stel vragen!
  • De link naar deze quiz plaats ik in Teams zodat je deze nogmaals door kunt nemen.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie en OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Toetstraining financiële data
  • Log in op LessonUp
  • Pak een Rekenmachine, kladblaadje en pen
  • Als je de vraag niet kunt beantwoorden zet je een ?
  • Maak aantekeningen en stel vragen!
  • De link naar deze quiz plaats ik in Teams zodat je deze nogmaals door kunt nemen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ondernemingsplan en uit welke onderdelen bestaat deze?

Slide 2 - Open vraag

Een overzicht met de plannen voor je bedrijf.
  • Privegegevens
  • Bedrijfsgegevens
  • Het idee
  • Bedrijfsdoelstellingen
  • Marketingplan (6 P's)
  • Financieel plan
Een ondernemer geeft aan binnen een jaar 10% meer klanten te willen hebben. Dit is een bedrijfsdoelstelling voor:
A
Korte termijn
B
Middellange termijn
C
Lange termijn
D
Dit is geen bedrijfsdoelstelling

Slide 3 - Quizvraag

3 soorten doelstellingen:
voor de korte termijn - minder dan één jaar
voor de middellange termijn - één tot drie jaar
voor de lange termijn - langer dan 3 jaar (meestal tot ongeveer 5 jaar vooruit, maar soms ook voor de verre toekomst
Geef een voorbeeld van een maatschappelijke doelstelling en een andere doelstelling.

Slide 4 - Open vraag

Voorbeeld:
  1. Binnen 2 jaar duurzamer ondernemen, door de plastic verpakkingen te vervangen door biologisch afbreekbare verpakkingen.
  2. Over 3 jaar een omzetverhoging van 30% realiseren.
  3. Ieder jaar nieuwe opleidingen en cursussen aanbieden voor  werknemers, ten behoeve van ontwikkeling en professionalisering.
Wat is het belangrijkste verschil tussen een eenmanszaak en een BV?

Slide 5 - Open vraag

Bij een eenmanszaak of VOF ben je hoofdelijk aansprakelijk voor schulden.
De rechtsvorm waarbij meerdere ondernemers samen een bedrijf oprichten, waarbij ze allemaal hoofdelijk aansprakelijk zijn noem je een:
A
Eenmanszaak
B
ZZP'er
C
Maatschap
D
VOF

Slide 6 - Quizvraag

Vennootschap onder firma (vof): meerdere ondernemers samen één bedrijf oprichten. De ondernemers zijn firmanten of vennoten. De vof is, net als de eenmanszaak, verbonden aan een 'natuurlijk persoon’. Iedere vennoot is hoofdelijk aansprakelijk voor schulden van de vof.

Amazon, Apple en Ahold zijn voorbeelden van bedrijven die op de beurs handelen (aandelen). Wat voor rechtsvorm hebben deze bedrijven?
A
BV
B
CV
C
VOF
D
NV

Slide 7 - Quizvraag

NV= Naamloze vennootschap
Een nv lijkt veel op een bv. Het eigendom is ook hierbij in aandelen verdeeld. Het grote verschil is dat de aandelen van een nv vrij overdraagbaar zijn. Dit betekent dat ze verkocht mogen worden en dat iedereen ze mag kopen. Er is geen aandeelhoudersregister. De verkoop en koop van aandelen gebeurt op de aandelenbeurs. Voorbeelden bedrijven die handelen op de beurs: Tesla, Microsoft, Volkswagen etc.

Wat is het verschil tussen een exploitatiebegroting en een investeringsbegroting?

Slide 8 - Open vraag

Exploitatiebegroting: Hoeveel winst wordt de komende drie jaar verwacht? Hoe zien de verwachte omzet, inkoop en kosten eruit?
Investeringsbegroting: Wat heb je nodig om morgen een goede start te kunnen maken met je onderneming? Met andere woorden hoeveel geld heb je nodig?

Passiva zijn schulden die aan de debetzijde van de balans staan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

De debetzijde (bezittingen) van de balans noem je activa. 
De creditzijde (schulden) noem je passiva.
Eigen vermogen (prive vermogen) is een schuld omdat het een lening is van de eigenaar aan het bedrijf.

Je hebt € 6.000 op de bank staan, je ontvangt 6% rente per jaar.
Hoeveel is de te ontvangen rente na een half jaar?
A
180
B
360
C
540
D
18

Slide 10 - Quizvraag

6000/100 x 6 = €360 rente per jaar
€360/2 = €180
De rente van € 9.000 is na een half jaar € 175.
Hoeveel % rente ontvang je per jaar op deze bankrekening?

Slide 11 - Open vraag

175/9000 x 100 = 1,9% (na een half jaar)
1,9 x 2 = 3,9%
De inkoopprijs is €10. De brutowinstmarge 30% en het BTW tarief 21%. Bereken de netto- en de brutoverkoopprijs.

Slide 12 - Open vraag

10/100 x 30 = €3 (brutowinst)
€10 + €3 = €13,- (nettoverkoopprijs)
13/100 x 21 = €2,73 (btw)
€13 + €2,73 = €15,73 (consumentenprijs)
De brutoverkoopprijs(of consumentenprijs) is €9,50. BTW tarief is 6%. Bereken de nettoverkoopprijs.

Slide 13 - Open vraag

9,50/106 x 100 = €8,96 (nettoverkoopprijs)
De kostprijs van een scooter is €950,-. De brutowinstmarge is 45%, de btw is 21%.
Wat wordt de brutoverkoopprijs?
A
427,50
B
1377,50
C
1666,78
D
1149,50

Slide 14 - Quizvraag

950/100 x 45 = 427,50 (brutowinst)
950 + 427,50 = 1377,50 (nettoverkoopprijs)
1377,50/100 x 21 = 289,28 (btw)
1377,50 + 289,28 = 1666,78 (brutoverkoopprijs)
Brutoverkoopprijs en consumentenprijs is hetzelfde!
Een scooterwinkel verkoopt zijn scooters voor € 2500 per stuk. Zijn constante kosten zijn € 5.400 per maand. Zijn variabele kosten zijn € 18,50 per scooter.
Hoeveel scooters moet hij verkopen voordat hij winst gaat maken?
A
2
B
?
C
4
D
3

Slide 15 - Quizvraag

5400/(2500-18,50 = 2481,50)= 2,18 (BEA- break-even afzet).
Hij moet dus minimaal 3 scooters verkopen om winst te maken.
Een ijswinkel verkoopt ijsjes voor € 2,50 per stuk. De constante kosten zijn € 55.250 De variabele kosten zijn € 0,45.
De break-even omzet van de broodjeszaak is € €67.378,- .
A
Waar
B
Niet waar
C
?

Slide 16 - Quizvraag

BEA (break even afzet)= 55250/(2,50-0,45= 2,05)= 26,95 (hij moet 27 ijsjes verkopen om winst te gaan maken.
BEO (Break-even omzet)= 26,95 x 2,50= €67.378,-
Welke 2 manieren van afschrijven zijn er?

Slide 17 - Open vraag

Afschrijven kan op 2 manieren
Een percentage van de nieuwwaarde: Het DPM wordt elk jaar hetzelfde bedrag minder waard.
Een percentage van de boekwaarde: De boekwaarde is de waarde van het DPM zoals die in de boekhouding staat. Zo is de afschrijving gerelateerd aan de boekwaarde. Het bedrag van de afschrijving is in het eerste jaar het hoogst en wordt elk jaar minder. Voorbeeld de bedrijfsauto was nieuw €15000 na een jaar heeft hij door afschrijvinggskosten een boekwaarde van €12000, dan neem je daar een percentage van
Kai koopt een machine voor €9.700. De machine moet 5 jaar meegaan en is dan nog €3.150 waard. Bereken de afschrijving per jaar.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

KADERVRAAG
Bereken de indexcijfers.

Slide 19 - Open vraag

1e kwartaal = 295.000/275000 x 100 = 107 (7%+)
2e kwartaal =225000/275000 x 100 = 82 (-18%)
KADERVRAAG
In een autofabriek werken 45 mensen. Per maand worden er 3600 auto's gemaakt. Wat is de arbeidsproductiviteit per medewerker per jaar? Laat je berekening zien.

Slide 20 - Open vraag

3600 x 12 = 43200/45=960 
Gemiddelde Arbeidsproductiviteit per werknemer per jaar= 960 auto's
KADERVRAAG
Een sportwinkel wil graag het schaprendement weten van de T-shirts. T-shirts gebruiken 4 meter schapruimte . De omzet is € 4.490. De brutowinstmarge is 65% . Wat is het schaprendement ?

Slide 21 - Open vraag

4490/100x 65= 2918,5 (brutowinst)
2918,50/4= €729,63 (schaprendement per meter schapruimte)
Zijn er nog vragen?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies