2V - 8 maart

Wat is onwaar?
A
Het bot van de bovenkaak slinkt sneller dan de onderkaak
B
Onderkaak slinkt keer sneller dan de bovenkaak
C
Osteoclasten zijn cellen die het bot afbreken
D
Osteoblasten zijn cellen die het bot opbouwen
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
LOBMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat is onwaar?
A
Het bot van de bovenkaak slinkt sneller dan de onderkaak
B
Onderkaak slinkt keer sneller dan de bovenkaak
C
Osteoclasten zijn cellen die het bot afbreken
D
Osteoblasten zijn cellen die het bot opbouwen

Slide 1 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van corticaal bot?
A
hard, compact, bevindt zich aan de buitenkant van botten
B
zacht, minder dicht en bevat een netwerk van botbalkjes
C
het bevindt zich aan de binnenkant van botten
D
Wordt aan alle kanten omgeven door corticaal bot

Slide 2 - Quizvraag

Welke bewering is de juiste als het gaat over anaërobe bacteriën?

A
Kunnen alleen leven met zuurstof
B
Kunnen alleen leven zonder zuurstof
C
Kunnen alleen leven met waterstof
D
Kunnen leven met en zonder zuurstof

Slide 3 - Quizvraag

Er komt een patiënt in de praktijk die last heeft van xerostomie. Wat is er met deze patiënt aan de hand?
A
Ontstekingen
B
Infecties
C
Slechte adem
D
Droge mond, tekort aan speeksel

Slide 4 - Quizvraag

In welke mate hangt een allergische reactie op geneesmiddelen af van de dosis?
A
Hangt in grote mate van de dosis af
B
Hangt enigszins van de dosis
C
Hangt niet van de dosis af
D
Hangt volledig van de dosis af

Slide 5 - Quizvraag

Welke afwijking is op onderstaande afbeelding te zien?
A
Mesiodens
B
Crowding
C
Spacing
D
Schisis

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke aandoening gaan de bacteriën via de bloedbaan naar het hart?
A
Hemofilie
B
Endocarditis
C
Angina pectoris
D
Anemie

Slide 7 - Quizvraag

Aan welk symptoom kan een eruptiecyste herkend worden?

A
Witte vlek op kaakwal
B
Blauwe plek op kaakwal
C
Zwelling op palatum
D
Uitholling onder tong

Slide 8 - Quizvraag

Welke van onderstaande afwijkingen komt regelmatig voor bij een patiënt met een schisis?
A
Ankylose
B
Cystes in de onderkaak
C
Overtallige gebitselementen
D
Afwezige gebitselementen

Slide 9 - Quizvraag

Een fronttand die steeds donkerder wordt, (van geel tot grijsblauw verkleurd). Wat is hier aan de hand?
A
Een geïrriteerde pulpa
B
Amalgaam tattoo
C
Necrotische pulpa
D
Obliteratie van een lateraal kanaal

Slide 10 - Quizvraag

Op de tekening zie je een

A
Angle Klasse III
B
Angle Klasse II/1
C
Angle Klasse II/2
D
Angle Klasse I

Slide 11 - Quizvraag

Bij welke behandeling worden steunfossa’s gemaakt?
A
Plaatprothese
B
Frameprothese
C
Brug
D
Volledige prothese

Slide 12 - Quizvraag

Tijdens een endo-behandeling: hoeveel wortels en hoeveel kanalen heeft een 46? (normaal gesproken)

A
2 wortels en 2 kanalen
B
3 wortels en 4 kanalen
C
4 wortels en 4 kanalen
D
2 wortels en 3 kanalen

Slide 13 - Quizvraag

Wat gebruiken we bij een endo om contaminatie van het kanaal met het speeksel te voorkomen?
A
wattenrol
B
cofferdam
C
alcohol
D
NaOCl

Slide 14 - Quizvraag

Bij een endodontische behandeling gebruiken we altijd lokale verdoving.
waar
onwaar

Slide 15 - Poll

Bij een 17 jarig meisje staan de boven hoektanden extosteem.
Wat is er aan de hand?
A
Ze staan voorover gekiept
B
Ze staan binnen de tandboog
C
Ze staan buiten de tandboog
D
Ze staan achterover gekiept

Slide 16 - Quizvraag

Bij een 17 jarig meisje staan de boven hoektanden endosteem.
Wat is er aan de hand?
A
Ze staan voorover gekiept
B
Ze staan binnen de tandboog
C
Ze staan buiten de tandboog
D
Ze staan achterover gekiept

Slide 17 - Quizvraag

Pijnklacht na extractie: de wond ziet er vies uit, met een grijs-gele kleur. De meest waarschijnlijke oorzaak is:
A
Opvlamming van chronische wortelpunt (apex) ontsteking
B
Pulpitis van buurelement
C
Extractie van verkeerde element
D
Ontsteking van het bot van de alveole-wand (alveolitis)

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de eerste keuze pijnstiller in de tandheelkunde?

A
amoxicilline
B
metronidazol of aspirine
C
ibuprofen
D
paracetamol

Slide 19 - Quizvraag

Bij welke aandoening is het verstandig om een lokaal anestheticum zonder adrenaline te gebruiken?
A
bij zwangere patiënten
B
bij diabetes mellitus I
C
bij hypertensie
D
bij patiënten met historie van hartinfarct

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een antrumperforatie, hoe kan dit ontstaan en binnen hoeveel tijd moet dit verholpen worden?

Slide 21 - Open vraag

Er moet een endo uitgevoerd worden aan de 27. Hoeveel gaatjes pons je in de rubberdam en op welk element komt de klem?
A
1 gaatje en op de 27
B
1 gaatje op de 27 en 1 gaatje op de 26
C
1 gaatje op de 25, 26 en 27
D
bij 27 is geen cofferdam nodig

Slide 22 - Quizvraag

De tandarts heeft een extractiewond met zijde gehecht vanwege een nabloeding. Na hoeveel dagen worden de hechtingen verwijderd bij een normale wondgenezing?
A
2 dagen
B
5 dagen
C
7 dagen
D
10 dagen

Slide 23 - Quizvraag

Met welkinstrument wordt guttapercha gedeeltelijk uit een wortelkanaal verwijderd ten behoeve van een stiftopbouw?
A
Lentulonaald en Gates-Glidden boortjes
B
Spreader en Gates-Glidden boortjes
C
Ash 190 en Gates-Glidden boortjes
D
heat-carrier en Gates-Glidden boortjes

Slide 24 - Quizvraag

Een nekband behoort bij de volgende soort orthodontische apparatuur:

A
Activator
B
Plaatapparatuur
C
Vaste apparatuur
D
Headgear

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het eerste boortje dat de tandarts nodig heeft bij endo openen?
A
diamant fisuurboor
B
ronde stalen boor
C
vlamvormige boor
D
niet-kop-slijpende boor

Slide 26 - Quizvraag

Wat doen we bij endo openen met de ronde stalen boor?
A
zoeken naar de kanalen
B
openen van de pulpakamer
C
cariës verwijderen
D
opening breder maken

Slide 27 - Quizvraag

Bij het implanteren maakt de tandarts een implantaatbed. Dat is:

A
Een kunstmatig wortelvlies
B
Een oriëntatiegat voor de pilootboor
C
Waar het implantaat wordt bewaard vóór het gebruik
D
Het gat in de kaak waar het implantaat in geplaatst wordt

Slide 28 - Quizvraag

Op de röntgenfoto zien wij de Csd ingeklemd tussen de buurelementen. De Csd kan dus niet doorbreken. Waar is hier sprake van?
A
Een geretineerde Csd
B
Hypodontie
C
Mesiodens
D
Een geïmpacteerde Csd

Slide 29 - Quizvraag

Waartoe wordt een mesiodens gerekend?

A
Hypodontie
B
Hyperdontie
C
Agenesie
D
Dystopie

Slide 30 - Quizvraag