In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Hoofdletters
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Tekstslide
Welk(e) woord(en) schrijf je met een hoofletter? de juf zei: "nu is het genoeg geweest."
Slide 3 - Open vraag
Hoofdletter? ik ben met pasen op vakantie geweest in frankrijk samen met oom geert.
A
Pasen, Frankrijk
B
Ik, Frankrijk
C
Ik Pasen Frankrijk Geert
D
Ik Pasen Frankrijk Oom Geert
Slide 4 - Quizvraag
Welk(e) woord(en) schrijf je met een hoofdletter? tijdens kerstmis heb ik veel gegeten.
Slide 5 - Open vraag
op 4 mei herdenken we de slachtoffers van de tweede wereldoorlog
Slide 6 - Open vraag
mark, martins vader, komt uit schotland
Slide 7 - Open vraag
martins ouders reizen vaak die kant op via de verbinding onder noordzee.
Slide 8 - Open vraag
de jongens varen in londen met een rondvaarboot over de theems
Slide 9 - Open vraag
hij betrekt zijn vrienden sjon en tafid ook bij zijn amerikaanse obsessie
Slide 10 - Open vraag
hij wil op time square met de nederlandse vlag zwaaien
Slide 11 - Open vraag
hij zegt: 'dan kom ik op televisie in de verenigde staten.'
Slide 12 - Open vraag
ik heb bijzondere feesten meegemaakt, zoals kerstmis aan het strand en het luciafeest in zweden.
Slide 13 - Open vraag
de meest legendarische ontmoeting had ik met lars uit nederland en zijn vrouw heidi
Slide 14 - Open vraag
Dit vind ik nog lastig Kies uit: hoofletters aan het begin van de zin, de directe reden, eigennamen, aardrijkskundige namen of namen van feestdagen en historische gebeurtenissen