Les 16-04-2021, rekentrainers van 3.4 t/m 3.6

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Tekstslide

Piet zijn omzet was vorige maand 100.000 euro.
Deze maand is zijn omzet 120.000 euro.
Hoeveel procent is zijn omzet gestegen?

Slide 2 - Open vraag

Uitwerking
Stap 1.
120.000 - 100.000 = 20.000


Stap 2.
20.000 : 100.000 x 100% = 20%
Hoe reken ik dit uit?
Stap 1.
nieuwe omzet - oude omzet = stijging in geld


Stap 2.
stijging in geld : oude omzet
x 100 = groei in %

Slide 3 - Tekstslide

omzet: 83.000 euro
inkoopwaarde: 46.000 euro
Hoeveel procent is de inkoopwaarde van de omzet?

Slide 4 - Open vraag

Uitwerking
___________ : omzet x 100 = __________%
inkoopwaarde : omzet x 100 =__________%

46.000 / 83.000 x 100% = 55,42%


Slide 5 - Tekstslide

Amy krijgt per maand € 25 zakgeld. Hier spaart ze 35% van. Bereken
hoeveel zakgeld Amy per maand spaart.


timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Uitwerking






                                                              : 100                        x 35
Bedrag
25 euro
0,25 euro
8,75 euro
Percentage
100%
1%
35%

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen:
- Je leert met indexcijfers rekenen.
- Je leert werken met een staafdiagram.
- 3.6 is weer procent-rekenen. Dit hebben jullie vorige les al gehad.

HUISWERK: Rekentrainers 3.4 t/m 3.6

Slide 8 - Tekstslide

Indexcijfers
Indexcijfers geven de prijsontwikkeling aan van een bepaald product.

Soms worden producten goedkoper (deflatie) en vaak worden producten duurder (inflatie).


Slide 9 - Tekstslide

VUISTREGEL
INDEXCIJFER VAN HET BASISJAAR IS ALTIJD 100

Slide 10 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
(gegeven van nieuw jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Indexcijfer 2013 = 2,64 : 2,75 x 100 = 96

Slide 11 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Van indexcijfer naar getal?

1: Deel het indexcijfer van het gevraagde jaar door 100.
2: Vermenigvuldig de uitkomst met het getal in het basisjaar.

  • 1: 96 : 100 = 0,96
  • 2: 0,96 x 2,75 = €2,64



96

Slide 12 - Tekstslide

Hoe noemen we een prijsstijging?
A
Inflatie
B
Deflatie

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel punten is het basisjaar?
A
1000
B
10
C
100
D
1

Slide 14 - Quizvraag

Bereken het indexcijfer van 2006.

Slide 15 - Open vraag

Uitwerking
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:
107.000.000 : 71.000.000 x 100 = 150,70 (afgerond)

Slide 16 - Tekstslide

Bereken de omzet van 2013.

Slide 17 - Open vraag

Uitwerking
1: Deel het indexcijfer van het gevraagde jaar door 100.
2: Vermenigvuldig de uitkomst met het getal in het basisjaar.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:
1: 136 : 100 = 1,36
2: 1,36 x 318.000.000 = €432.480.000,00

Slide 18 - Tekstslide

Staafdiagram
Een staafdiagram geeft met balken bepaalde waarden aan. 

Slide 19 - Tekstslide

Staafdiagram lezen
  • Hoeveel euro heeft Kim op de bank?
  • Hoeveel euro heeft Jan op de bank?
  • Hoeveel euro hebben Els en Bas samen op de bank?

Slide 20 - Tekstslide

Gebruik het staafdiagram. Jef heeft in 2011 300 aandelen
PET gekocht. Hij is niet tevreden over deze aandelen.
In 2016 verkoopt hij ze.
Bereken het verlies op deze belegging in aandelen PET.

Slide 21 - Open vraag

Uitwerking
300 × (€ 15 – € 10) = € 1.500

Slide 22 - Tekstslide

Gebruik het staafdiagram. Alice en Mervin hebben twee
kinderen. Het jongste kind is 4 jaar en het oudste is 7 jaar.
Bereken hoeveel kinderbijslag Alice en Mervin
per jaar krijgen.

Slide 23 - Open vraag

Uitwerking
€ 197,67 + € 240,03 = € 437,70
€ 437,70 x 4 kwartalen = €1750,80

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Rekentrainers 3.4 t/m 3.6
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met een ander vak of leer alvast voor de toets van 30 april!

timer
25:00

Slide 25 - Tekstslide