In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Module lezen, paragraaf 5.2
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Je oefent weer met het zoeken van de hoofdzaken in de tekst: onderwerp, hoofdgedachte, structuur, etc.
Slide 2 - Tekstslide
Een paar vragen
We beginnen met een paar vragen over hoe het met je gaat, in het algemeen, maar ook bij NE
Slide 3 - Tekstslide
Hoe gaat het met je?
A
goed
B
oke
C
niet goed
Slide 4 - Quizvraag
Waar moet jij je op focussen bij NE?
A
weektaken maken
B
beter leren voor een toets: eerder beginnen, herhalen, oefenen en vragen stellen
C
vragen stellen
D
opletten tijdens uitleg
Slide 5 - Quizvraag
Heb je weektaak 15 van NE af kunnen krijgen?
A
weektaak 15?
B
ja
C
nee
D
bíjna
Slide 6 - Quizvraag
Aan het werk...
Lees eerst tekst 2 van paragraaf 5.2
Het is niet zo'n lange tekst :)
Beantwoord daarna de bijbehorende vragen in deze lessonup
Een deel van de vragen komt terug in de opdrachten van de weektaak
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van tekst 2?
A
kranten
B
vergelijking tussen kranten vroeger en nu
C
kranten van vroeger zijn beter
D
kranten van nu zijn beter
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de bron?
A
krant
B
internet
C
tijdschrift
Slide 9 - Quizvraag
Wat voor tekstsoort is tekst 2?
A
overtuigende tekst
B
amuserende tekst
C
informatieve tekst
D
activerende tekst
Slide 10 - Quizvraag
Welk tekstdoel heeft de tekst?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren
Slide 11 - Quizvraag
Wat kun je stellen over de informatie van deze tekst?
A
gezien het tekstdoel zal deze objectief zijn
B
gezien het tekstdoel zal deze ook subjectief zijn
Slide 12 - Quizvraag
Kun je alles in deze tekst voor 'waar' aannemen?
A
Ja, elke tekst is betrouwbaar
B
Nee, een overtuigende tekst is onbetrouwbaar
C
Misschien
D
De tekst kan subjectieve informatie bevatten. Hier hoef ik als lezer het niet mee eens te zijn. Ik hoef dan dus ook niet alles voor 'waar' aan te nemen.
Slide 13 - Quizvraag
Hoe is de tekst opgebouwd?
A
tweedeling: inleiding en kern
B
tweedeling: kern en slot
C
driedeling: inleiding, kern en slot
Slide 14 - Quizvraag
Tekst 2 is een overtuigende tekst. Welk standpunt hanteert de schrijver?
A
Kranten van nu zijn objectiever dan vroeger
B
Kranten van vroeger zijn objectiever dan nu
Slide 15 - Quizvraag
In alinea 2 wordt het eerste argument gegeven. Hoe wordt dit argument onderbouwd/toegelicht?
A
berichtgeving amper beter dan die van schoolkrant
B
veel gekopieerd nieuws en suffe rubrieken
C
pers bevooroordeeld over Amerika, ongenuanceerde uitspraken zonder kennis van zaken, lezerskritiek niet welkom
D
kranten van vroeger helemaal niet objectief
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het derde argument?
A
pers bevooroordeeld over Amerika, ongenuanceerde uitspraken zonder kennis van zaken, lezerskritiek niet welkom
B
ombudsmannen die serieus reageren op lezerskritiek; soms zelfs onafhankelijk onderzoek bij missers
C
kranten nu veel objectiever en zelfkritischer
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Let op: hoofdgedachte = standpunt (bij een overtuigende tekst)
A
Kranten van nu zijn objectiever dan vroeger
B
Kranten van vroeger zijn objectiever dan nu
Slide 18 - Quizvraag
En nu?
Weektaak 16 goed doorlezen
Zelfstandig werken: leren voor de toets of werken aan de weektaak
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.