Hoofdstuk 6: Waren de Belgen de dappersten van alle Galliërs?
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 6: Waren de Belgen de dappersten van alle Galliërs?
Slide 1 - Tekstslide
Bekijk de afbeeldingen en lees de tekst op pagina 184.
Slide 2 - Tekstslide
Waar komt de term Halloween vandaan?
A
Van de Romeinse term 'Feralia'
B
Van de Keltische term 'Samhain'
C
Van de Middeleeuwse term 'Allerzielen'
D
Van de Engelse term 'All Hallow's Eve'
Slide 3 - Quizvraag
Halloween
Halloween is een feestdag die valt op
31 oktober. De naam "Halloween" is afgeleid van Hallow-e'en, oftewel
All Hallows Eve (Allerheiligenavond).
Het is een feestdag met tradities die duizenden jaren geleden zijn ontstaan. En dat begint bij de Kelten.
Slide 4 - Tekstslide
Halloween
De verhalen werden op twee manieren door gegeven aan volgende generaties. Hierdoor kennen we vandaag de dag ook nog verschillende verhalen en tradities.
Enkele voorbeelden....
(Wat weet je nog?)
Slide 5 - Tekstslide
Wie is de legendarische stichter van Rome?
A
Marcus Aurelius
B
Julius Caesar
C
Cicero
D
Romulus
Slide 6 - Quizvraag
In welke samenleving speelde de Trojaanse oorlog zich af?
A
Griekse samenleving
B
Romeinse samenleving
C
Perzische samenleving
D
Egyptische samenleving
Slide 7 - Quizvraag
Hoe werden de verhalen aanvankelijk (in het begin) doorgegeven?
A
Via televisie
B
Op papier
C
Via social media
D
Mondeling
Slide 8 - Quizvraag
Hoe werden de verhalen later doorgegeven?
A
Via de telefoon
B
Via internet
C
Op papier
D
Mondeling
Slide 9 - Quizvraag
Wat was het doel van het opschrijven van de verhalen?
A
Om ze te bewaren en door te geven
B
Om ze te vergeten
C
Om ze te veranderen
D
Om ze te vernietigen
Slide 10 - Quizvraag
Historische vraag 1:
Welke tijdsbegrippen kun je gebruiken bij de tijdlijn van de Kelten?
Slide 11 - Tekstslide
In welke periode vonden de drie (GRIEKSE, ROMEINSE en KELTISCHE ) samenlevingen plaats?
A
Middeleeuwen
B
Klassieke Oudheid
C
Renaissance
D
Industriële Revolutie
Slide 12 - Quizvraag
Historische vraag 2:
Welke handelsproducten zorgden voor een Europees continentaal handelsnetwerk in het 1e millennium v.C.?
De kaart maakt duidelijk dat de Keltische samenleving zich uitbreidde over bijna heel Europa. Producten die regionaal werden ontgonnen of geproduceerd, zorgden voor de ontwikkeling van continentale handelswegen doorheen Europa.
Slide 13 - Tekstslide
Welke producten lagen aan de basis van handelsroute 3?
A
Ijzer en brons
B
Barnsteen en zout
C
Koper en tin
D
Zilver en goud
Slide 14 - Quizvraag
Hoe noemen ze hars dat versteend?
A
barnsteen
B
klei
C
steen
D
hars
Slide 15 - Quizvraag
Hier zie je een mug in barnsteen. Dit is een voorbeeld van een fossiel.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Welke producten werden verhandeld in de Keltische handel?
A
Goud en zilver
B
Tin en ijzer
C
Hout en leder
D
Wijn en keramiek
Slide 17 - Quizvraag
Welke regionale Griekse producten konden geruild worden met de Keltische producten?
A
Olijfolie en zeep
B
Wijn en keramiek
C
Wierook en specerijen
D
Katoen en linnen
Slide 18 - Quizvraag
Welke Keltische handelsroutes waren maritiem?
A
4
B
1
C
2
D
3
Slide 19 - Quizvraag
Welke Keltische handelsroutes waren continentaal?
A
4
B
1
C
2
D
3
Slide 20 - Quizvraag
Historische vraag 3:
Kenden de Kelten culturele eenheid of was er sprake van verdeeldheid?
Tekst lezen
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Wat is de reden dat we weinig weten over de Keltische samenleving?
A
Ze wilden hun cultuur geheim houden.
B
Ze lieten geen geschriften na en hadden een sterke mondelinge traditie.
C
De Romeinen en Grieken vernietigden hun geschriften.
D
Er was een brand die alle geschriften verwoestte.
Slide 23 - Quizvraag
Hoe moeten we de teksten van de Grieken en Romeinen over de Kelten lezen?
A
Met volledig vertrouwen, omdat de Romeinen en Grieken altijd de waarheid spraken.
B
Letterlijk, omdat de Romeinen en Grieken de waarheid spraken.
C
Met wantrouwen, omdat de Romeinen en Grieken vaak logen.
D
Kritisch, omdat de Romeinen en Grieken neerkeken op andere samenlevingen.
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met ‘Keltisch’?
A
Mensen die in Europa wonen
B
Een specifieke religie
C
Een bepaald voedselpatroon
D
De cultuur van mensen die een Keltische taal spreken
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de reden dat we voornamelijk informatie hebben over de Keltische aristocratie?
A
De lagere standen wilden niet gevonden worden
B
Er waren geen lagere standen bij de Kelten
C
De aristocratie was machtiger dan de lagere standen
D
Deze had voldoende middelen om zich te laten begraven met grafgiften
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Hoeveelheid eenheid was er onder de Kelten?
A
Er was volledige eenheid onder de Kelten.
B
Er was eenheid onder Kelten van een specifieke stam.
C
Er was geen eenheid onder de Kelten.
D
Er was enige mate van eenheid onder de Kelten.
Slide 29 - Quizvraag
Wat betekent de term 'Belg'?
A
De betekenis van 'Belg' is 'Keltische taal'.
B
De betekenis van 'Belg' is 'Keltische stamhoofd'.
C
De betekenis van 'Belg' is niet zeker, maar waarschijnlijk betekent het 'zwellen van trots of boosheid'.
D
De betekenis van 'Belg' is 'eengemaakt Keltisch rijk'.
Slide 30 - Quizvraag
Waren de Kelten in onze regio onderdeel van een eengemaakt Keltisch rijk?
A
Nee, de Kelten in onze regio waren onderdeel van honderden verschillende stammen.
B
De Kelten in onze regio waren onderdeel van enkele grote Keltische koninkrijken.
C
Ja, de Kelten in onze regio waren onderdeel van een eengemaakt Keltisch rijk.
D
De Kelten in onze regio waren onderdeel van een alliantie van kleine Keltische stammen.
Slide 31 - Quizvraag
Waar komt de naam 'België' vandaan?
A
De naam 'België' is afgeleid van een eengemaakt Keltisch rijk dat ooit in deze streken lag.
B
De naam 'België' is afgeleid van de naam van een Keltische stamhoofd.
C
De naam 'België' is afgeleid van de Latijnse benaming 'Belgae', die Julius Caesar gebruikte om de mensen in deze streken aan te duiden.
D
De naam 'België' is afgeleid van het Keltische 'Bhelgh'.
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Wat was de rol van de druïden in de Keltische samenleving?
A
Boer
B
Leiding tijdens godsdienstige rituelen
C
Rechter, genezer en bemiddelaar
D
Stamhoofd
Slide 34 - Quizvraag
Wat was de kennis die druïden mondeling doorgaven aan de kinderen van de Keltische aristocratie?
A
Grieks en Latijn leren
B
Kunst en muziek leren
C
Kennis van godsdienstige rituelen
D
Geschiedenis en ongeschreven wetten van de stam
Slide 35 - Quizvraag
Slide 36 - Tekstslide
Wat waren de producten die de Kelten ruilden tegen Romeinse en Griekse producten?
A
Varkensvlees, koper, zijde, hout
B
Runderen, ijzerwaren, wollen stoffen, slaven
Slide 37 - Quizvraag
Waarmee konden de Kelten handel drijven met de Grieken en Romeinen?
A
Brons en goud, edelstenen en wierook
B
Onder andere zout en delfstoffen zoals ijzer
Slide 38 - Quizvraag
Slide 39 - Tekstslide
Wat was de religie van de Kelten?
A
Atheïsme: ze geloofden niet in goden.
B
Monotheïsme: ze geloofden in één god.
C
Pantheïsme: ze geloofden dat alles goddelijk is.
D
Polytheïsme: ze geloofden in meerdere natuurgoden.
Slide 40 - Quizvraag
Waar werden heilige plekken gevonden?
A
In de stad, naast de tempels.
B
Bergtoppen, waterbronnen, open plekken of grote eiken in het woud.
C
Bij de huizen van individuele Kelten.
D
In de grotten.
Slide 41 - Quizvraag
Welke grafgiften werden door rijke Kelten begraven?
A
Wapens, sieraden, vazen, paardenkarren en strijdwagens.
B
Muziekinstrumenten en danskleding.
C
Voedsel, drinken en kleding.
D
Boeken, pennen en papier.
Slide 42 - Quizvraag
Je leerde vorig jaar over het einde van de prehistorie. Je leerde dat de prehistorie niet voor alle samenlevingen gelijktijdig eindigde.
Slide 43 - Tekstslide
Wanneer eindigde de prehistorie vanuit het Keltische perspectief?
A
Toen de Grieken en Romeinen over de Kelten begonnen te schrijven
B
Na de ontdekking van Amerika
C
Bij het begin van de Industriële Revolutie
D
Tijdens de Middeleeuwen
Slide 44 - Quizvraag
Was de Keltische samenleving verdeeld of was er sprake van een eenheid?
Slide 45 - Tekstslide
Hoeveel verschillende stammen waren er in de Keltische samenleving?
A
Een handjevol
B
Duizenden
C
Tientallen
D
Honderden
Slide 46 - Quizvraag
Wat was er aan de hand met de bestuursvormen in de Keltische samenleving?
A
Geen bestuur
B
Centralistisch
C
Verschillend
D
Uniform
Slide 47 - Quizvraag
Wat was de belangrijkste reden voor verdeeldheid in de Keltische samenleving?