Procenten

Voegwoorden

1 / 49

Slide 1: Tekstslide

RekenenBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Lesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Welke voegwoorden ken je?

Slide 2 - Woordweb

Ik weet dat jullie dit kunnen.

Zij vraagt of je komt eten.

Slide 3 - Tekstslide

dat / of

Ik weet dat jullie dit kunnen.

Zij vraagt of je komt eten.

Slide 4 - Tekstslide

dat / of

Ik weet dat jullie dit kunnen.

Zij vraagt of je komt eten.

Voegwoorden

Verbinding:

verbinding

Slide 5 - Tekstslide

dat / of

Ik weet dat jullie dit kunnen.

Zij vraagt of je komt eten.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

verbinding

Verzin je eigen zin!

Slide 6 - Tekstslide

Hij remt voordat hij bij de bocht komt.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Slide 7 - Tekstslide

nadat/voordat/terwijl/...

Hij remt voordat hij bij de bocht komt.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Slide 8 - Tekstslide

nadat/voordat/terwijl/...

Hij remt voordat hij bij de bocht komt.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Tijd:

Ik wacht tot het mijn beurt is.

tijd

Slide 9 - Tekstslide

Ik doe mijn jas aan want het is koud.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Tijd:

Ik wacht tot het mijn beurt is.

Slide 10 - Tekstslide

omdat / want / ...

Ik doe mijn jas aan want het is koud.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Tijd:

Ik wacht tot het mijn beurt is.

Slide 11 - Tekstslide

omdat / want / ...

Ik doe mijn jas aan want het is koud.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Tijd:

Ik wacht tot het mijn beurt is.

Het waait omdat het herfst is.

Oorzaak + gevolg:

reden,

oorzaak en gevolg

Slide 12 - Tekstslide

Ik lees de brief maar ik snap er niets van.

Hoewel het laat is, slaap ik nog niet.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Tijd:

Ik wacht tot het mijn beurt is.

Het waait omdat het herfst is.

Oorzaak + gevolg:

Slide 13 - Tekstslide

maar / hoewel / ...

Ik lees de brief maar ik snap er niets van.

Hoewel het laat is, slaap ik nog niet.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Tijd:

Ik wacht tot het mijn beurt is.

Het waait omdat het herfst is.

Oorzaak + gevolg:

Slide 14 - Tekstslide

maar / hoewel / ...

Ik lees de brief maar ik snap er niets van.

Hoewel het laat is, slaap ik nog niet.

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Tijd:

Ik wacht tot het mijn beurt is.

Het waait omdat het herfst is.

Oorzaak + gevolg:

Het is moeilijk maar ik probeer het gewoon.

Tegenstelling:

tegenstelling

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht

Schrijf een zin met een voegwoord.

Kies zelf welke soort, schrijf dat er niet bij!

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Tijd:

Ik wacht tot het mijn beurt is.

Het waait omdat het herfst is.

Oorzaak + gevolg:

Het is moeilijk maar ik probeer het gewoon.

Tegenstelling:

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht

Schrijf een zin met een voegwoord.
Kies zelf welke soort, schrijf dat er niet bij!
Vraag je schoudermaatje het voegwoord en de soort
te vinden.
Fluisterniveau! Klaar? Nog een keer!

Voegwoorden

Verbinding:

Ik denk dat ik dit snap.

Tijd:

Ik wacht tot het mijn beurt is.

Het waait omdat het herfst is.

Oorzaak + gevolg:

Het is moeilijk maar ik probeer het gewoon.

Tegenstelling:

Slide 17 - Tekstslide

Rekensprint

10 minuten, stil werken.

Klaar? redactiesommen.nl

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

50%

30%

100%

Slide 20 - Tekstslide

50% van de kinderen eet vijf keer per week fruit.

Slide 21 - Tekstslide

50% van de kinderen eet vijf keer per week fruit.

50% = 50 van de 100

Procent = van de 100

Slide 22 - Tekstslide

50% van de kinderen eet vijf keer per week fruit.

50% = 50 van de 100

Procent = van de 100

50% =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Slide 23 - Tekstslide

50% van de kinderen eet vijf keer per week fruit.

50% = van de 24

50% =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Procent = van de 100

Slide 24 - Tekstslide

50% van de kinderen eet vijf keer per week fruit.

50% = 12 van de 24

50% =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Procent = van de 100

Slide 25 - Tekstslide

50% =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Procent = van de 100

Hoeveel is 50% van 20?

Slide 26 - Tekstslide

Procent = van de 100

Hoeveel is 50% van 60?

Slide 27 - Tekstslide

Procent = van de 100

Hoeveel is 50% van 280?

Slide 28 - Tekstslide

Procent = van de 100

Het kost normaal €14,-

Hoeveel kost het nu?

Slide 29 - Tekstslide

50% =

Hoeveel is 25%?

Procent = van de 100

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Slide 30 - Tekstslide

Hoeveel is 25%?

25% = =

\frac{​ 2 5 ​ ​}{​ 1 0 0 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

Procent = van de 100

Slide 31 - Tekstslide

25% =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

Procent = van de 100

Hoeveel is 25% van 20?

Slide 32 - Tekstslide

Procent = van de 100

Hoeveel is 25% van 8?

Slide 33 - Tekstslide

Procent = van de 100

Het kost normaal €8,-

Hoeveel kost het nu?

Slide 34 - Tekstslide

Welke breuk hoort bij 10%?

Procent = van de 100

Slide 35 - Tekstslide

10% = =

\frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 1 0 0 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​}

Procent = van de 100

Welke breuk hoort bij 10%?

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Slide 38 - Tekstslide

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 39 - Tekstslide

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 40 - Tekstslide

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

Slide 41 - Tekstslide

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​}

Slide 42 - Tekstslide

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 43 - Tekstslide

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Leg 4 kaarten op tafel
Zie je een set? Dan zeg je 'set'.
Wijs de set aan.
Goed? Kaartjes zijn voor jou.
Vul weer aan met 2 kaartjes.
Ligt er geen set? Leg er 2 kaartjes bij.
Groepjesstem!

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Procenten

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

procenten

Procenten

Een getal berekenen met procenten

Procenten

Een percentage berekenen

Nieuwsquiz - Week 48 (10 seconden - met begrippenlijst)

Nieuwsquiz - Week 48 (30 seconden - met begrippenlijst)

Nieuwsquiz - Week 48 (10 seconden - met begrippenlijst)