2ha Lezen H6

Neem plaats.
Pak je boek (172-173) en je schrift.
Log alvast in op LessonUp!
Lezen H6
blz. 172-177
Tekst en publiek
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Neem plaats.
Pak je boek (172-173) en je schrift.
Log alvast in op LessonUp!
Lezen H6
blz. 172-177
Tekst en publiek

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Opdracht 2 klassikaal bespreken
    en nakijken.
  • De uitleg over Lezen H6:
    Tekst en publiek herhalen.
  • Voorbeelden.
  • Opdracht 3 en 4 maken.

Slide 2 - Tekstslide

  • Je weet wat de termen: onderwerp, bron, taalgebruik en lay-out
    met tekst en publiek te maken hebben.
  • Je kunt bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven.
De lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Datum
Wat we gaan doen
ma 19/6
lezen H6 uitleg
+ opdracht 1 en 2
di 20/6
lezen H6 - opdracht 3 en 4
wo 21/6
herhalen en oefenen 
ma 26/6
oefentoets
di 27/6
oefentoets bespreken, vragen stellen
wo 28/6
tijd voor iets anders (zomerquiz)?
Planning tot aan de toetsweek

Slide 4 - Tekstslide

Tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek. Anders bereikt hij zijn doel(groep) niet. Je kunt aan verschillende zaken zien voor welk publiek een tekst is bedoeld.

Het onderwerp: Een tekst over de nieuwe collectie schoolagenda's is voor jongeren geschreven, een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen geschreven.

Slide 5 - Tekstslide

De bron: De naam van een magazine of website. Deze zijn vaak gericht op een specifieke doelgroep. Dagbladen en kranten zijn vaak voor een algemeen publiek geschreven. 

Taalgebruik: Een tekst voor jongeren bevat soms straattaal, terwijl een wetenschappelijke tekst lange zinnen en jargon bevat. Jargon betekent vaktermen, die je in een bepaalde situatie gebruikt.

Lay-out: De opmaak van een tekst, magazine of website. Worden er veel afbeeldingen gebruikt of juist niet? Voor welk publiek is dat aantrekkelijk?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Fancy' geschreven?
A
Vrouwen
B
Mannen
C
Jonge meiden
D
Jongens

Slide 8 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor jonge meiden is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Voetbal International' geschreven?
A
volwassenen
B
tieners
C
volwassenen die interesse hebben in voetbal
D
Iedereen die voetbal interessant vindt.

Slide 11 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat het voor iedereen die voetbal interessant vindt, is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 12 - Quizvraag


Een tekst over de nieuwste schoolagenda's is voor jongeren en een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen.
Het onderwerp

Slide 13 - Tekstslide


Een tekst in Fashionasta is voor meisjes en een tekst op de website van Power Unlimited is meer voor jongens. Zo zijn er ook bladen en websites voor vrouwen (LINDA), mannen (AutoWeek), tuinliefhebbers (Groei & Bloei) en ga zo maar door. Dagbladen (kranten) zijn meestal gericht op een algemeen publiek.
De bron

Slide 14 - Tekstslide

Een tekst in een jongerenkrant heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst heeft vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden.

In teksten die voor een specifiek publiek zijn bestemd, lees je meer jargon (vaktermen), zoals blancheren en julienne in recepten voor kookfanaten.

Teksten voor jongeren herken je vaak aan typische jongerenwoorden, zoals 'epic' en 'lit'; ook word je als lezer dan meestal met 'jij ' en 'jou' aangesproken.
Het taalgebruik

Slide 15 - Tekstslide

Advertenties, teksten voor jongeren en populaire weekbladen voor een breed publiek (zoals Quest, Glossy) zijn vaak rijk geïllustreerd en hebben meestal grote koppen en veel kleuren.

Tijdschriften voor een kleiner publiek (zoals Onze Taal, New Scientist) hebben niet zoveel illustraties en zijn vaak zakelijker opgemaakt.   
De layout

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 1: tekst 1
De vraag staat op de volgende slide.

Slide 17 - Tekstslide


Waaruit komt tekst 1?
A
Cosmopolitan, voor liefhebbers van mode
B
Quest Junior, hét tijdschrift voor nieuwsgierige jongens en meisjes van 7 tot 12 jaar.
C
Reiz&, voor echte reisliefhebbers
D
Leeuwarder Courant, voor lezers van alle leeftijden

Slide 18 - Quizvraag

Maak opdracht 3 en 4.

Opdracht 3: Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Opdracht 4: Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Lezen H6
timer
10:00
= huiswerk voor woensdag 21 juni!

Slide 19 - Tekstslide

  • Je weet wat de termen: onderwerp, bron, taalgebruik en lay-out
    met tekst en publiek te maken hebben.
  • Je kunt bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven.
De lesdoelen

Slide 20 - Tekstslide

Ik weet en begrijp waar ik op moet letten om te bepalen voor wie de tekst bedoeld is
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag