Herhalingles (eind)

Salvete omnes!
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Salvete omnes!

Slide 1 - Tekstslide

vraag 5

Slide 2 - Open vraag

Welke overeenkomsten ken je tussen Martialis en Catullus?

Slide 3 - Woordweb

Het doel


 Laudat, amat, cantat nostros mea Roma libellos

 
meque sinus omnes, me manus omnis habet.

 
Ecce rubet quidam, pallet, stupet, oscitat, odit.

 
Hoc volo: nunc nobis carmina nostra placent.



Mijn Rome prijst, houdt van, bezingt mijn boekjes / epigrammen

en elke broekzak, elke hand houdt mij.

Kijk, iemand wordt rood, wordt bleek, is stomverbaasd, staat met de mond open, haat.

Dit wil ik: nu mij (ook) bevallen mijn gedichten. 

Slide 4 - Tekstslide

Martialis' doel is dus: provoceren
Houd hier rekening mee bij het vertalen van zijn gedichten.
Elke gedicht eindigt met een clou of pointe. 

Slide 5 - Tekstslide

Stijlfiguren
Trikolon
Asyndeton
Polysyndeton 
Parallellisme
Alliteratie
Anafoor
Chiasme
Hyperbaton​
Metonymie 

Slide 6 - Tekstslide

Gedicht II

Das numquam, semper promittis, Galla, roganti.

 
si semper fallis, iam rogo, Galla, nega.

Hoe vertalen we dit? Welk stijlfiguur is nadrukkelijk aanwezig? 
(eigenlijk twee; wat zouden de effecten hiervan zijn?) 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Martialis
- In het jaar 64 kwam hij naar Rome, waar hij een plaatsje
in de literaire wereld probeerde te veroveren
- 80 v. Chr. Colosseum: Martialis' Liber Spectaculorum voor keizer Titus
- Rond het jaar 84 blijkt hij een landhuis bij Nomentum te bezitten en later lezen we ook over een eigen huis in Rome. 
- Schreef epigrammen (oorsprong in graffiti waarbij een gelegenheid of gebeurtenis opgesteld wordt; door Alexandrijnen tot een literair zelfstandig genre geworden) en was hier erg bedreven in en schuwde niet voor spot, kritiek, afmaken, provoceren, etc. 

Slide 9 - Tekstslide

Gedicht II

Das numquam, semper promittis, Galla, roganti.

 
si semper fallis, iam rogo, Galla, nega.

chiasme: tegenovergesteld. Ja zeggen, Nee doen. 
(poëzie is prachtig) 
repetitio ('altijd' benadrukken - het ja 'zeggen' benadrukken)

Slide 10 - Tekstslide

Laecania
 1 Thais habet nigros, niveos Laecania dentes.

 2 Quae ratio est? Emptos haec habet, illa suos.

Welke stijlfiguren zie je in dit gedicht?

Slide 11 - Tekstslide

Laecania
 1 Thais habet nigros, niveos Laecania dentes.

 2 Quae ratio est? Emptos haec habet, illa suos.

Thais heeft zware, Laecania sneeuwwitte tanden.
Wat is (daarvoor) de verklaring? De een (Laecania) heeft haar (tanden) gekocht, de ander heeft haar eigen (tanden). 

Slide 12 - Tekstslide

VI. Paula

 1 Nubere Paula cupit nobis, ego ducere Paulam
 2 nolo: anus est. vellem, si magis esset anus.

Welke stijlfiguur(figuren) zien we hier?



Slide 13 - Tekstslide

VII



1 Aspicis incomptis illum, Deciane, capillis,

 2 cuius et ipse times triste supercilium,

 3 qui loquitur Curios adsertoresque Camillos?

 4 nolito fronti credere: nupsit heri.




Zie je hem, Decianus, met ongekamde haren
van wie ook jijzelf vreest de norse blik 
die spreekt over de Curii en de overwinnaars Camili?
Geloof zijn uiterlijk niet: hij is gisteren getrouwd 

Slide 14 - Tekstslide

Welke stijlfiguren zie je en waar? 
 1 Thais habet nigros, niveos Laecania dentes.
 2 Quae ratio est? Emptos haec habet, illa suos.

Slide 15 - Tekstslide

V Telesilla

 Una nocte quater possum: sed quattuor annis

 si possum, peream, te, Telesilla, semel.


Welke stijlfiguren zie je?

Slide 16 - Tekstslide

V Telesilla
 Una nocte quater possum: sed quattuor annis

 si possum, peream, te, Telesilla, semel.


De meeste korte gedichtjes van Martialis zijn in 3 delen op te delen: een situatie, vervolgens een vraag of een toespeling op de situatie waarmee een verwachting gewekt wordt,
tenslotte een clou. Hoe is dit gedicht op te delen in die 3 delen? 



Slide 17 - Tekstslide




1 Et voltu poteram tuo carere

 2 Et collo manibusque cruribusque

 3 Et mammis natibusque clunibusque,

 4 Et, ne singula persequi laborem,

 5 Tota te poteram, Chloe, carere.




Welke stijlfiguren zien we in dit gedicht?

Slide 18 - Tekstslide

VIII Sabidius

 


Non amo te, Sabidi, nec possum dicere quare:


       hoc tantum possum dicere, non amo te.





Waar zit het chiasme in dit gedicht en hoe is dit tevens parallelisme? 

Slide 19 - Tekstslide

XI1 


Occurris quotiens, Luperce, nobis,

 2 'Vis [ut] mittam puerum' subinde dicis,

 3 'cui tradas (=ut ei tradas) επιγραμματων libellum,

4 lectum quem tibi protinus remittam?'




Elke keer wanneer je (L) ons (M) tegenkomt, Lupercus, 
‘Wil je (M) dat ik (L) een jongen stuur’ zeg je (L) meteen
Aan wie (J) je overhandigt (M) een boekje van epigrammen
Dat nadat het gelezen is (door L) aan jou (M) ik meteen terug zal sturen (L) ?

Slide 20 - Tekstslide




5 Non est quod puerum, Luperce, vexes.


 6 Longum est, si velit ad Pirum venire,


 7 et scalis habito tribus, sed altis.



Er is geen reden dat je de jongen moeite laat doen / zich in laat spannen Lupercus.

Het is lang/ver, als hij naar de Pereboom wil komen.

En op / aan de top van drie trappen woon ik, ook nog hoge.

Slide 21 - Tekstslide

8 Quod quaeris, propius petas licebit 

9 Argi nempe soles subire Letum: 

 10 contra Caesaris est forum taberna  
       
 11 scriptis postibus hinc et inde totis,

 12  omnis ut cito perlegas poetas: 

  13 illinc me pete. +Nec+ roges Atrectum —
  
 14 hoc nomen dominus gerit tabernae —; 

Wat je zoekt, zul je dichterbij (huis) vinden

Je bent gewoon naar Argiletum te gaan

tegenover het forum van Caesar is een winkel

met deuren helemaal beschreven, hier en daar (voor- en achterkant)
opdat je snel alle dichters kunt vinden/lezen

daar vind je me. Vraag/mocht je naar Atrectus-

deze naam draagt de eigenaar van de winkel-

Slide 22 - Tekstslide




15 de primo dabit alterove nido

 
16 rasum pumice purpuraque cultum


 17 denaris tibi quinque Martialem.


 18 'Tanti non es' ais? Sapis, Luperce




Welk stijlfiguur vind je in deze regels?

Slide 23 - Tekstslide


XII De meester

 1 Quid tibi nobiscum est, ludi scelerate magister,
 2 invisum pueris virginibusque caput?
 3 Nondum cristati rupere silentia galli:
 4 murmure iam saevo verberibusque tonas.

 5 Tam grave percussis incudibus aera resultant,     
 6 causidicum medio cum faber aptat equo:
 7 mitior in magno clamor furit ampfitheatro, 
   8 vincenti parmae cum sua turba favet.

 9 Vicini somnum - non tota nocte - rogamus:
 10 nam vigilare leve est, pervigilare grave est.
 11 discipulos dimitte tuos. Vis, garrule, quantum
 12 accipis ut clames, accipere ut taceas?

Wat is jouw probleem met ons / wat heb je te maken met ons, misdadige schoolmeester, 
[jij] gehaat bij jongens en meisjes persoon?
Nog niet hebben de hanen met een kam de stilte doorbroken:
(of jij dondert...) met wreed gemurmer reeds en met straffen donder je.

Net zo zwaar klinken bronzen [dingen] met neerslaande aambeelden 
wanneer een smid een advocaat op het midden van een paard tilt:
  een milder/zachter lawaai woedt in  een groot  amfitheater
wanneer een menigte  gladiator met zijn klein schild toejuicht terwijl hij overwint 


Slide 24 - Tekstslide

III Thais
 1 Thaida Quintus amat. ‘quam Thaida?’ Thaida luscam.


 2 unum oculum Thais non habet, ille duos.

Slide 25 - Tekstslide

IX Diaulus
 1 Nuper erat medicus, nunc est vispillo Diaulus:


   2 quod vispillo facit, fecerat et medicus.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide




 1 Inter Caesareae discrimina saeva Dianae

 2 fixisset gravidam cum levis hasta suem

 3 exiluit partus miserae de vulnere matris.



Tijdens een jachtpartij van Caesar
toen een snelle lans een zwanger zwijn had geraakt,
ontsprong een zeug uit de wond van de ongelukkige moeder

Leg uit hoe het hyperbaton hier de inhoud benadrukt.

Slide 28 - Tekstslide


Zwijn: korter






 1 Icta gravi telo confossaque vulnere mater


 2 sus pariter vitam perdidit atque dedit.

 
3 O quam certa fuit librato dextera ferro!

 
4 Hanc ego Lucinae credo fuisse manum.

 
5 Experta est numen moriens utriusque Dianae,

 
6 quaque soluta parens quaque perempta fera est.

Slide 29 - Tekstslide

Zwijngedichten:
Moeder zwijn > speer > moeder zwijn sterft
moeder zwijn is zwanger > speer snijdt haar open > zeug rent weg uit wond
Bacchus is ook geboren uit de dood van zijn moeder (not really, but sure)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide


XVI De leeuw

 1 Laeserat ingrato leo perfidus ore magistrum

 2 ausus tam notas contemerare manus,

 3 sed dignas tanto persolvit crimine poenas,

 4 et qui non tulerat verbera, tela tulit.
 
5 Quos decet esse hominum tali sub Principe mores,

 6 qui iubet ingenium mitius esse feris!
  • ow: Leo
  • ingrato bij ore
  • perfidius bij?
  • wie verwondt de leeuw?
  • ausus; nom ev ppp, dus bij?
  • manus = acc mv vr
  • dignas bij poenas
  • tante bij crimine
  • qui = hij die
  • tuli = pf van ferre (verdragen) (2x)
  • quod decet mores esse hominum = wat voor gewoontes passen bij mensen 
  • sub + abl
  • mitius = bijwoord comparitivus!

Slide 32 - Tekstslide

XVIII Pasiphaë



 1 Iunctam Pasiphaen Dictaeo credite tauro;


 2 vidimus, accepit fabula prisca fidem.

 
3 Nec se miretur, Caesar, longaeva vetustas.


 4 Quidquid fama canit, praestat harena tibi.



Wat zie je hier gebeuren?

Waarom wordt de persoon Pasiphaë genoemd? 

Slide 33 - Tekstslide


XVII Orpheus

 1 Quidquid in Orpheo Rhodope spectasse theatro

 2 dicitur, exhibuit, Caesar, harena tibi.

3 Repserunt scopuli mirandaque silva cucurrit,

 4 quale fuisse nemus creditur Hesperidum.

 5 Adfuit inmixtum pecori genus omne ferarum

 6 et supra vatem multa pependit avis.

 7 Ipse sed ingrato iacuit laceratus ab urso.

 8 Haec tantum res est facta παρ' ἱστορίαν.




  • Welke Latijnse woorden geven aan dat het hier gaat om iets dat zich afspeelt in het theater? 
  • Welke soorten dieren zijn aanwezig? Wat doen die dieren? Wat voor beeld schetst Martialis?
  • Welke mythe wordt afgespeeld?
  • Wat wordt bedoeld met  παρ' ἱστορίαν?

Slide 34 - Tekstslide

Welke overeenkomsten ken je tussen Martialis en Catullus?

Slide 35 - Woordweb

timer
8:00

Slide 36 - Tekstslide