Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde:
bestaat uit alle
werkwoorden
in een zin!
1 / 19
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
In deze les zitten
19 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde:
bestaat uit alle
werkwoorden
in een zin!
Slide 1 - Tekstslide
Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
de persoonsvorm
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
heeft
B
heeft gehaald
C
gehaald
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde
Slide 3 - Quizvraag
De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Gaat Joris vanavond skaten?
Het werkwoordelijk gezegde =
A
gaat
B
Joris
C
vanavond
D
gaat skaten
Slide 5 - Quizvraag
Morgen ga ik lopend naar school.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ga
B
ga lopend
C
lopend
Slide 6 - Quizvraag
Mijn buurman legt de lat hoog.
Legt =
A
alleen persoonsvorm
B
persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
C
alleen werkwoordelijk gezegde
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
heeft
B
heeft gehaald
C
gehaald
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde
Slide 8 - Quizvraag
Een werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit meerdere werkwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde van zinsdelen benoemen?
A
1. werkwoordelijk gezegde 2. onderwerp 3. zinsdelen 4. persoonsvorm
B
1. persoonsvorm 2. zinsdelen 3. werkwoordelijk gezegde 4. onderwerp
C
1. onderwerp 2. werkwoordelijk gezegde 3. persoonsvorm 4. zinsdelen
D
1. persoonsvorm 2. zinsdelen 3. onderwerp 4. werkwoordelijk gezegde
Slide 10 - Quizvraag
Morgen ga ik lopend naar school.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ga
B
ga lopend
C
lopend
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de afkorting van het werkwoordelijk gezegde?
A
wg
B
wwg
Slide 12 - Quizvraag
Welk zinsdeel wordt hier benoemd?
wordt benoemd =
A
Persoonsvorm
B
Werkwoordelijk gezegde
C
Onderwerp
Slide 13 - Quizvraag
De groene kat | is | over straat | gelopen.
| is | gelopen |
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Werkwoordelijk gezegde
Slide 14 - Quizvraag
werkwoordelijk gezegde?
Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten
Slide 15 - Quizvraag
Het werkwoordelijk gezegde?
Wie was er vanmiddag aan het spelen?
A
wie
B
was
C
was spelen
D
was aan het spelen
Slide 16 - Quizvraag
werkwoordelijk gezegde?
Mijn vader wil mijn kamer opnieuw schilderen.
A
wil
B
wil schilderen
C
wil opnieuw schilderen
D
schilderen
Slide 17 - Quizvraag
De persoonsvorm zit altijd in het werkwoordelijk gezegde.
Is dat waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden
A
ja
B
bijna
C
nee
Slide 19 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
1Vf - grammatica zinsdelen les 5
Oktober 2021
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Via Vervolg spelling en grammatica les 4
September 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Ww gez en voorzetsel
April 2023
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Taalverzorging H3 - werkwoordelijk gezegde
Maart 2022
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
dinsdag 31 maart 2020 klas 1 mavo
Maart 2020
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
PV en WWG
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Onderwerp /pv/werkwoordelijk gezegde
Maart 2023
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Onderwerp /pv/werkwoordelijk gezegde
December 2022
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1