Bollen > stukje stengel onder de grond met korte, dikke bladeren - in de dikke bladeren zit reservevoedsel > rokken - tussen de rokken ontstaan klisters > deze groeien uit tot nieuwe bollen - uit nieuwe bollen kunnen nieuwe planten groeien - bijv. uien en tulpen
Knollen > verdikte stengels die onder de grond groeien - knollen krijgen uitlopers, hieruit groeien nieuwe planten - bijv. aardappel
Slide 18 - Tekstslide
Uitlopers & wortelstokken
Uitlopers > sommige planten maken lange stengels boven de grond - aan deze lange stengels komen wortels waaruit nieuwe planten groeien - bijv. aardbeien
Wortelstokken > lange stengels onder de grond - uit verdikkingen op de wortelstokken groeien nieuwe plantjes - lelietjes-van-dalen en bamboe
Slide 19 - Tekstslide
Vruchten en zaden
Appels, kersen, tomaten en peulen zijn vruchten.
Bonen, erwten, pitjes in appels, kersen en tomaten zijn zaden.
Sommige vruchten hebben maar 1 zaad. Een meloen kan meer dan 100 zaden hebben.
Slide 20 - Tekstslide
Hoe worden zaden verspreid?
Wind
Dieren
Zelf verspreiden
Slide 21 - Tekstslide
Wat gebeurt er in een plantenleven?
De levenscyclus van een plant:
Zaad ontkiemt, er groeit een nieuwe plant.
Het jonge plantje groeit uit tot een volwassen plant. De volwassen plant vormt bloemen.
Uit de bloemen ontstaan vruchten en zaden.
De zaden worden verspreid. Na de voortplanting gaat de plant dood.