Les 12.2 - herhaling H1 + H4

Herhaling H1 + H4
Lesplanning
  1. Herhaling §1.4 Druk
  2. Oefentoets H4 afronden (viertallen)
  3. Vragenrondje + bespreken oefentoets
  4. Zelfstandig voorbereiden toets (in stilte)
  5. Afsluiting
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling H1 + H4
Lesplanning
  1. Herhaling §1.4 Druk
  2. Oefentoets H4 afronden (viertallen)
  3. Vragenrondje + bespreken oefentoets
  4. Zelfstandig voorbereiden toets (in stilte)
  5. Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Druk
p=AF

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Druk omrekenen
  • 1 m² = 10 000 cm² 
     
  • 1 N/m² = 1 Pa
     
  • 1 N/cm² = 10 000 N/m²

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

120 cm² = ... m²
A
0,012
B
1,2
C
12 000
D
1 200 000

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1,3 Pa = ... N/m²
A
0,013
B
1,3
C
1300
D
130 000

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5 N/cm² = ... N/m²
A
0,0005
B
0,05
C
500
D
50 000

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De naaldhakken van
Angelina Jolie
VS
een olifantenpoot

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van de vier poten is 0,097 m². Bereken de druk onder de poot van de olifant.
A
485 Pa
B
4758 Pa
C
51 546 Pa
D
505 670 Pa

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gegeven

m = 5000 kg --> Fz = 49050 N
A = 0,097 m²

Oplossing

p = F / A
    = 49050 / 0,097
    = 505 670 Pa

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van twee hakken is 0,001 m².
Bereken de druk onder de hakken van Angelina Jolie.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gegeven

m = 60 kg --> Fz = 588,6 N
A = 0,001 m²

Oplossing

p = F / A
    = 588,6 / 0,001
    = 588 600 Pa

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Druk
  1. Een tegel met een oppervlakte van 200 cm2 ligt op zand. De druk op het zand is 0,03 N/cm2.
    Bereken de kracht op het zand.

  2. Je duwt met een vinger met een kracht van 20 N op de tafel. De druk op de tafel onder je vinger is 120.000 Pa
    Bereken hoe groot de oppervlakte in cm2 is waarmee je vinger contact
    met de tafel maakt.

timer
4:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefentoets H4
  • Vorige week: in viertallen opdrachten verdeeld.
  • Vandaag: bespreken opgaven en samen tot één uitgewerkte toets komen die je inlevert.
timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over H1 en H4?!
Welke opgaven van de oefentoets wil je bespreken?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1
Een auto rijdt 14 minuten met een constante snelheid van 50 km/h. Hierbij levert de motor een constante voorwaartse kracht van 8730 N.

Bereken de arbeid die de motorkracht heeft geleverd. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2
Bij het boogschieten wordt de pees 40 cm uitgerekt. Wanneer je de pees loslaat wordt de pijl weggeschoten. De pees levert een gemiddelde kracht van 75 N op de pijl.
Bereken de hoogte die de pijl krijgt.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Voorbereiden 
toets


  • beknopte samenvatting
  • opgaven boek nogmaals
      maken
  • H1 oefentoets boek (p. 38)
    vraag 1, 2, 4 t/m 11, 13 en 14
  • H4 oefentoets boek (p. 140)
      vraag 1 t/m 14


timer
15:00
In stilte

Slide 17 - Tekstslide

dinsdag
Kahoot hefbomen
of
meerkeuzevragen druk

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Druk

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz over druk
Druk

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van druk is




A
• N/m
B
• N/m2
C
• Nm
D
• N/m3

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een schaatser glijdt het grootste deel van de tijd op één schaats. Het contactoppervlak van de schaats met het ijs is 40 cm lang en 0,1 cm breed.
Hoe groot is de druk op het ijs als de schaatser een massa heeft van 80 kg?
A
20 N/cm²
B
50 N/cm²
C
200 N/cm²
D
500 N/cm²

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De graafmachine heeft een massa van 8700 kg. De machine staat op rupsbanden. Het contactoppervlak met de grond is bij elke rupsband 7,0 m bij 60 cm.
Bereken de druk van de graafmachine op de ondergrond in Pa. Geef je antwoord in een geheel getal.
De druk van de graafmachine op de ondergrond is ...... Pa.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De eenheid van druk is
A
kracht per meter (N/m).
B
newton per meter (N/m).
C
kracht per vierkante meter (N/m²).
D
newton per vierkante meter (N/m²).

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een schaatser glijdt het grootste deel van de tijd op één schaats. Het contactoppervlak van de schaats met het ijs is 35 cm lang en 0,1 cm breed.
Bereken de druk op het ijs als de schaatser een massa heeft van 70 kg.
De druk is ........ N/cm²

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een Jeep heeft een massa van 2000 kg. Het contactoppervlak met de grond is bij elke band 0,4 m bij 25 cm.
Bereken de druk van de Jeep op de ondergrond.
De druk van de Jeep op de ondergrond is ....... Pa.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De afmetingen van een baksteen zijn 23 bij 10 bij 8 cm.
Op welke zijde moet de baksteen staan om de druk zo groot mogelijk te maken?
A
op de zijde van 23 bij 10 cm
B
op de zijde van 23 bij 8 cm
C
op de zijde van 10 bij 8 cm

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een graafmachine heeft rupsbanden om zonder problemen over een drassig bouwterrein te kunnen rijden. De rupsbanden zijn nodig om de                                  over een groter oppervlak te verdelen. Daardoor wordt de                                     op de grond                    . 
druk
kracht
groter
kleiner

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een graafmachine heeft rupsbanden om zonder problemen over een drassig bouwterrein te kunnen rijden.
Jos beweert dat rupsbanden nodig zijn om de kracht over een groter oppervlak te verdelen.
Karim beweert dat hoe breder de rupsbanden zijn, hoe groter de druk op de grond is.
Wie heeft of hebben gelijk?


A
Jos en Karim hebben allebei gelijk.
B
Jos heeft gelijk.
C
Karim heeft gelijk.
D
Geen van beide.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies