§3.4 Bronnen: Weer en klimaat, overal anders

§3.4 Bronnen: Weer en klimaat, overal anders
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

§3.4 Bronnen: Weer en klimaat, overal anders

Slide 1 - Tekstslide

De afgelopen weken hebben we het gehad over de landschappen die in Afrika voorkomen. Vandaag gaan we het hebben over de klimaatgebieden op de wereld. De aarde bestaat uit verschillende klimaatgebieden die er allemaal verschillend uitzien. In het hoge noorden bedekken ijskappen grote delen van het vasteland. Groenland is voor een groot deel bedekt met ijs. Deze ijskappen kunnen kilometers dik zijn. Zuid-Amerika is de plaats met het grootste tropische regenwoud ter wereld. De Amazone is een bijzondere plaats met enorm veel soorten planten en dieren. Vandaag komen we erachter welke bijzondere klimaatgebieden we op de aarde kunnen vinden. link: https://www.google.nl/maps/@52.0827063,4.2561924,14z?hl=nl.

Slide 2 - Video

De komende 10 minuten gaan de leerlingen zelfstandig met de vragen aan de slag. Om de vragen te kunnen beantwoorden moeten de leerlingen het filmpje bekijken. Het is de bedoeling dat de leerlingen het filmpje eerst een keer helemaal bekijken voordat ze de vragen beantwoorden.
Wat is het weer precies?
A
De temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaald moment.
B
De temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaalde dag.
C
De temperatuur, de neerslag en de wind in een bepaalde maand.
D
De temperatuur, de neerslag en de wind in een bepaald jaar.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het klimaat precies?
A
Het gemiddelde weer over een lange periode.
B
Het gemiddelde weer over een periode van 30 tot 40 jaar.
C
Het gemiddelde weer over een korte periode.
D
Het gemiddelde weer over een periode van 40 tot 50 jaar.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het rond de evenaar veel warmer?
A
De zonnestralen vallen schuin op het aardoppervlak het is hierdoor veel warmer.
B
De zonnestralen vallen recht op het aardoppervlak het is hierdoor veel warmer.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het in het verre noorden en zuiden van de aarde veel kouder?
A
Op deze plaatsen valt de zon veel rechter in. De zonne-energie wordt over een grotere oppervlakte verspreid. Het is daarom kouder.
B
Op deze plaatsen valt de zon veel schuiner in. De zonne-energie wordt over een grotere oppervlakte verspreid. Het is daarom kouder

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke andere zaken hebben invloed op het klimaat?
A
de aanwezigheid van de zee is ook een belangrijke factor.
B
De aanwezigheid van mensen is ook een belangrijke factor.
C
De aanwezigheid van wolken is ook een belangrijke factor.
D
De hoogte van gebieden is ook een belangrijke factor.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke klimaatzone ligt het dichts bij de evenaar?
A
De gematigde zone.
B
De droge zone.
C
De tropische zone.
D
De koude zone.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zone ligt het tropische regenwoud van Afrika?
A
De droge zone.
B
De koude zone.
C
De tropische zone.
D
De gematigde zone.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke klimaatzone ligt ten noorden en zuiden van de tropische zone?
A
De koude zone.
B
De droge zone.
C
De tropische zone.
D
De gematigde zone.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zone kun je de Sahara en de steppen van Afrika vinden?
A
de tropische zone.
B
De gematigde zone.
C
De koude zone.
D
De droge zone.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke klimaatzone ligt ten noorden en zuiden van de droge zone?
A
De tropische zone.
B
De droge zone.
C
De gematigde zone.
D
de koude zone.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zone kun je de savanne van Afrika vinden?
A
De gematigde zone.
B
De droge zone.
C
De tropische zone.
D
De koude zone.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke klimaatzone is het verschil tussen de seizoenen het grootst?
A
De tropische zone.
B
De koude zone.
C
De droge zone.
D
De gematigde zone.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke klimaatzone ligt Nederland?
A
de droge zone.
B
De gematigde zone.
C
De tropische zone.
D
De koude zone.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke klimaatzone kun je op de noordpool, de zuidpool en hoog in de bergen vinden?
A
De koude zone.
B
De gematigde zone.
C
De tropische zone.
D
De droge zone.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke klimaatzone ligt groenland?
A
De gematigde zone.
B
De droge zone.
C
De koude zone.
D
De tropische zone.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

§3.4 Weer of klimaat?
Neem over!

Het weer = De temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaald moment.

het klimaat = het gemiddelde weer over een periode van dertig tot veertig jaar.


Slide 18 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het weer en het klimaat? Dit is een moeilijke vraag, omdat beide begrippen zoveel met elkaar te maken hebben. Het weer is de temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaald moment. Het weerbericht is een voorbeeld van een momentopname. In het weerbericht kun je zien wat voor weer het op dat moment in Nederland is. Het klimaat is het gemiddelde weer over een periode van dertig tot veertig jaar. Nederland ligt in de gematigde zone. Het weer zal over een langere periode hetzelfde zijn. In de winter kan het bijvoorbeeld vriezen en in de zomer is het heel erg warm.
§3.4 Luchtstreken
Neem over!

Je kunt de aarde in drie luchtstreken verdelen op basis van temperatuur: de tropen, de gematigde zone en de poolstreken.


Slide 19 - Tekstslide

Je kunt de aarde op basis van de temperatuur indelen in drie zones. De tropen, de gematigde zone en de poolstreken. Deze zones noem je ook wel luchtstreken. Hoe komt het dat je de aarde kunt verdelen in verschillende luchtstreken? Dit heeft te maken met de hoogte van de zon. De zonnestralen vallen dichtbij de evenaar loodrecht op de aarde. Het is hier dus veel warmer, omdat de zonnestralen niet zo een lange afstand hoeven af te leggen. Rond de poolstreken is het juist heel erg koud. Dit komt doordat de zonnestralen schuin op dit gebied vallen. Schuine zonnestralen geven minder warmte af dan loodrechte zonnestralen. Hoe verder je dus van de evenaar bent hoe kouder het wordt.
§3.4 Klimaatgebieden
Neem over!

drie klimaatgebieden zijn ingedeeld op basis van temperatuur: het tropische klimaat, het gematigde klimaat en het koude klimaat.

Bij het droge klimaat gaat het niet om de temperatuur, maar om de neerslag. Er valt hier weinig of geen neerslag gedurende het hele jaar.


Slide 20 - Tekstslide

Drie klimaten op de wereld zijn ingedeeld op basis van temperatuur: het koude klimaat, het gematigde klimaat en het tropische klimaat. Bij het droge klimaat gaat het niet om de temperatuur, maar om de neerslag. Er valt bijna of geen neerslag gedurende het hele jaar in dit gebied. Je kunt denken aan woestijngebieden en steppegebieden. Ieder klimaat kun je herkennen aan een aantal vaste kenmerken. In bron 2 staat dit heel duidelijk vermeld. je kunt klimaatgebieden herkennen aan de temperatuur en de hoeveelheid neerslag.
§3.4 Klimaatgrafieken
Neem over!

Uit een klimaatgrafiek kun je de gemiddelde temperatuur en de neerslag aflezen.
 
- De letters onderaan de grafiek geven de maanden van het jaar aan.

- Aan de linkerkant staat de neerslag in milimeter vermeld. De blauwe staafjes laten zien hoeveel neerslag er valt.

- Aan de rechterkant staat de temperatuur in graden Celsius vermeld. De rode lijn geeft weer hoe hoog de temperatuur is.



Slide 21 - Tekstslide

Een klimaatgrafiek wordt vaak gebruikt om de gemiddelde temperatuur en neerslag uit af te lezen. Een klimaatgrafiek geeft het weer van het gehele jaar aan. Aan de onderkant van de grafiek zie je een aantal letters staan. Deze letters geven de maanden van het jaar aan.  aan de linkerkant van de grafiek wordt de neerslag in millimeter vermeld. De blauwe staafjes laten zien hoeveel neerslag er valt. aan de rechterkant staat de temperatuur in graden Celsius vermeld. De rode lijn geeft weer hoe hoog de temperatuur is. Je kunt een klimaatgrafiek aflezen als je de kenmerken van de klimaatgebieden weet.
§3.4 Opdrachten
- De komende 15 minuten ga je zelfstandig aan de slag met de opdrachten van paragraaf 3.4.
- Een deel van de opdrachten gaat over de besproken stof uit paragraaf 3.4 en een deel van de opdrachten gaat over het aflezen van klimaatgrafieken.
- Na 15 minuten ga je aan de klimaatgrafiek beginnen. Hier heb je 10 minuten de tijd voor.
- Maak bij de opdrachten gebruik van het lesboek. Hier staat veel informatie in die je nodig hebt om de vragen te kunnen beantwoorden.

Slide 22 - Tekstslide

De komende 15 minuten gaan de leerlingen zelfstandig aan de slag met de opdrachten. De leerlingen krijgen een aantal vragen die te maken hebben met de besproken stof.
Waar kijk je naar als je de aarde in drie luchtstreken wilt verdelen?
A
Neerslag
B
luchtdruk
C
temperatuur

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar kijk je bij het droge klimaat vooral naar?
A
Neerslag
B
Luchtdruk
C
Temperatuur

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen het weer en het klimaat?
A
Het weer gaat over een korte periode en het klimaat gaat over een lange periode.
B
Het weer gaat over een lange periode en het klimaat gaat over een korte periode.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar gebruik je een klimaatgrafiek voor?
A
Een klimaatgrafiek gebruik je om het weer te voorspellen.
B
Een klimaatgrafiek gebruik je om de temperatuur af te lezen.
C
Een klimaatgrafiek gebruik je om de neerslag af te lezen
D
Een klimaatgrafiek gebruik je om de temperatuur en neerslag af te lezen.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk klimaat hoort bij deze klimaatgrafiek?
A
koud klimaat
B
tropisch klimaat
C
gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk klimaat hoort bij deze klimaatgrafiek?
A
Koud klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk klimaat hoort bij deze klimaatgrafiek?
A
Koud klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk klimaat hoort bij deze klimaatgrafiek?
A
Koud klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk klimaat hoort bij deze klimaatgrafiek?
A
Koud klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk klimaat hoort bij deze klimaatgrafiek?
A
Koud klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Gematigd klimaat
D
Droog klimaat

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

§3.4 Klimaatgrafiek maken
- Je gaat nu aan de slag met het maken van een klimaatgrafiek.
- De gegevens die je nodig hebt staan op de volgende pagina.
- Om deze klimaatgrafiek te kunnen maken heb je een leeg blaadje nodig en een geodriehoek.
- Na 10 minuten gaan we de opdracht klassikaal bespreken.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies