(Eerst vliegt hij door de lucht, daarna daalt hij af naar de aarde. Daar verandert hij zich in een herder.
10) Hij drijft zijn geitjes door / over de akkers en speelt op de fluit. Hij nadert Argus. Het lied van Mercurius valt bij Argus in de smaak. Argus groet Mercurius en zegt tegen hem: “Wie je ook maar bent, ga zitten onder deze olijfboom! (15)