VOLTOOID DEELWOORD

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen is
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen is
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd

Slide 1 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van het werkwoord spielen is
A
gespielt
B
spielt
C
gespield
D
spield

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 3 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van 'lernen'?
A
lernt
B
gelernt
C
geleerd
D
gelernd

Slide 4 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van 'chatten'?
A
gechatten
B
gechat
C
gechattet
D
gechatted

Slide 5 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van 'regnen'?
A
geregent
B
gregnet
C
geregend
D
geregnet

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord is een voltooid deelwoord
A
Großvater
B
Großmutter
C
toll
D
fotografiert

Slide 7 - Quizvraag

voltooid deelwoord van wohnen
A
gewohnt
B
gewohnd
C
gewonht
D
gewohnet

Slide 8 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van gratulieren
A
gegratuliert
B
vergratuliert
C
gratuliert
D
grutijuisdfjkhsdfn

Slide 9 - Quizvraag

Voltooide deelwoord van diskutieren
A
diskutiert
B
gediskutiert
C
verdiskutiert
D
geverdiskutiert

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 11 - Quizvraag

Hoe maak je in het Duits het voltooid deelwoord ( zwak )?
A
stam + e van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
B
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -d erachter
C
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
D
stam van het werkwoord, gr- ervoor en -t erachter

Slide 12 - Quizvraag

uitzonderingen op de regel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden:
A
werkwoorden die op -ieren eindigen --> stam + t
B
werkwoorden die met be- , ver-, en er- beginnen --> stam+ t
C
beide bovenstaande zijn juist

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin
Er hat seine Hausaufgaben (machen) ... .
A
gemacht
B
gemachen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
schneiden
A
geschneiden
B
geschneden
C
geschnitten
D
geschneit

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van arbeiten
A
gearbeiten
B
gearbeitet
C
gearbeitest
D
gearbeit

Slide 16 - Quizvraag