Herhalen h3 en h4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Herhalen h3

Het proefwerk gaat over hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4. Je leert de volgende paragrafen:

H3

- Lezen

- Woordenschat

- Taalverzorging (Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud)

- Taalverzorging (Voltooid deelwoord)

Lezen -  verbanden en signaalwoorden

Verband --> wat hebben zinnen of alinea's met elkaar te maken?

Signaalwoorden laten dit verband zien.

Verbanden (uitlegfilmpje)

- Opsomming

- Tegenstelling

Woordenschat - betekenis van woorden

- Trainen

- Quizlet (studiewijzer)

Taalverzorging (persoonsvorm: enkelvoud of meervoud)

Uitlegfilmpje

Taalverzorging (voltooid deelwoord)

Voltooid deelwoord

- Sterk werkwoord? Eindigt meestal op -en

gebleven, gesprongen.

- Zwak werkwoord? eindigt op -t of -d. Maak het woord langer. Je hoort dan welke letter het moet zijn: 

gesnapt(e), geschild(e).

- Begint vaak met ge- (geschreven, gewaaid)

- Kan ook ergens anders staan, bijvoorbeeld: opengemaakt.

Maken (zelfstandig)

- Oefentoets h3

Klaar?
Kijk met welke onderdelen je nog moet oefenen bij het onderdeel 'trainen'.

Deel 2

H4

H2

- Lezen

- Woordenschat

- Taalverzorging (woordsoorten)
- Taalverzorging (voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)

Lezen - verbanden en signaalwoorden

Opsomming

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.

Je kunt het ook herkennen aan:

streepjes (–)

dots (•)

getallen (1, 2, 3)

een dubbele punt (:)

Tegenstelling

tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant ... aan de andere kant.

Oorzaak-gevolg

daardoor, doordat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van

Voorbeeld

bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere

Woordenschat - betekenis van woorden

- Trainen

- Quizlet (studiewijzer)

Taalverzorging (woordsoorten)

Lidwoord

De, het, een

Zelfstandig naamwoord

Woord voor een mens, dier, ding, plant of naam

Je kunt er een lw voor zetten.

Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Zegt iets over een zn

Stoffelijk bn --> zegt waarvan iets gemaakt is.

Steen, stof, goud

Werkwoord (ww)

- Zegt wat iemand doet

- Elke zin heeft ten minste 1 werkwoord

Voorzetsels (vz)

‘Kastwoorden’ ​

Je kunt ze voor de kast of voor de vakantie zetten.​

Wij gaan op vakantie.​

Ik zit achter de kast

Taalverzorging (voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Het eten is aangebrand. 

 Het aangebrande eten.

Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

werkwoord	voltooid deelwoord	bijvoeglijk naamwoord
mesten	Het veld is gemest .	Het gemeste veld
huren	het huis is gehuurd .	het gehuurde huis
doden	het dier is gedood .	het gedode dier
redden	Het hert is gered.	Het geredde hert
lopen	De route is gelopen .	De gelopen route

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Maken (zelfstandig)

- Oefentoets h4

Klaar?
Kijk met welke onderdelen je nog moet oefenen bij het onderdeel 'trainen'.