AF week 3.5

AF week 3.5

Thema 6 (vanaf blz. 120)

Hoofdstuk 7: bloed en bloedsomloop
7.1 inleiding
7.2 bloed
7.3 bloedplasma 



1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
afpMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

AF week 3.5

Thema 6 (vanaf blz. 120)

Hoofdstuk 7: bloed en bloedsomloop
7.1 inleiding
7.2 bloed
7.3 bloedplasma 



Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Aan het eind van deze les ben je in staat om;
- uit te leggen wat de functie van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes zijn,
- uit te leggen wat bloedplasma is met daarbij de functies.

Slide 2 - Tekstslide

Teelballen produceren
A
eicellen
B
zaadcellen
C
spermavocht

Slide 3 - Quizvraag

Waarvoor dienen de teelballen bij een man.
A
de teelbalen slaan zaadcellen op
B
de teelballen vervoeren zaadcellen
C
de teelballen maken sperma
D
De teelballen maken zaadcellen

Slide 4 - Quizvraag

7.1 Inleiding
Wat is het doel van bloed?
- Lichaam voorzien van energie
- Afvalstoffen afvoeren

Hart en bloedvaten zorgen ervoor dat het bloed op de juiste plek komt = bloedsomloop.

Slide 5 - Tekstslide

Wie geeft er bloed of plasma bij de bloedbank

Slide 6 - Woordweb

7.2 Bloed
- Rode vloeistof in je bloedvaten
- 4 tot  6 liter bloed, bestaat uit 
vloeistof en cellen
- De vloeistof waarin de cellen 
drijven = plasma

Bevat 3 verschillende cellen:
1. rode bloedcellen (erytrocyten)
2. witte bloedcellen (leukocyten)
3. bloedplaatjes (trombocyten)

Slide 7 - Tekstslide

Rode bloedcellen - erytrocyten
- Meest voorkomende cellen in het bloed
- Platte ronde cellen, met een deuk in het midden
- GEEN celkern
- ijzer, vit. b12 en foliumzuur nodig om rode bloedcellen aan te maken
- Levensduur 120 dagen
- Hemoglobine: eiwit dat ijzer bevat, maakt het rood

Slide 8 - Tekstslide

Rode bloedcellen
  • meeste bloedcellen zijn de rode bloedcellen
  • (5 miljoen rode bloedcellen per kubieke millimeter)
  • Rode bloedcellen vervoeren zuurstof.
  • Rode bloedcellen worden gemaakt in het beenmerg van botten.
  • Rode bloedcellen hebben geen celkern
  • In rode bloedcellen zit hemoglobine.

Slide 9 - Tekstslide

Rode bloedcellen

Slide 10 - Tekstslide

Witte bloedcellen - leukocyten
- Bolvormig, kleurloze cellen
- Worden gemaakt in het rode beenmerg, de milt en lymfeklieren
- Leven gemiddeld 2 dagen
- 1 witte bloedcel in vergelijking met 600 rode bloedcellen
- Belangrijke rol in afweer

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Witte bloedcellen
Reageren dus op alles wat niet in het lichaam hoort.
- Indien iets onbekends? Witte bloedcel valt aan! Pacman principe.

3 soorten witte bloedcellen:
- granulocyten: met korrels in de cel  --> algemene afweer
- monocyten: grote onregelmatige kern --> algemene afweer
- lymfocyten: grote ronde kern --> gerichte afweer, getraind om specifieke stoffen te bestrijden

Slide 13 - Tekstslide

witte bloedcellen
antistoffen

Slide 14 - Tekstslide

Bloedplaatjes - trombocyten
- Kleine platte cellen
- Geen celkern
- Gevormd in het rode beenmerg
- 7 tot 10 dagen levensduur
- De milt vangt de bloedplaatjes op en breekt ze af.
- Bloedplaatjes spelen een belangrijke rol bij stolling

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Rode bloedcellen
Bloedplaatjes

Slide 17 - Tekstslide

7.3 Bloedplasma
- Vloeibare deel van het bloed
- Geel van kleur en voor 90% uit water

Belangrijkste functie, vervoer van:
- voedingsstoffen en hormonen naar de cellen
- koolzuurgas naar de longen
- afvalstoffen naar de lever en nieren

Slide 18 - Tekstslide

7.3 Bloedplasma
Bestaat uit:
- Water
- Eiwitten: albumine, globulinen en stollingseiwit
- Zouten: kalium, natrium en calcium

Serum= vloeistof die overblijft als bloedplasma stolt
bijna dezelfde samenstelling als plasma, geen stollingseiwitten

Slide 19 - Tekstslide

7.3 Bloedplasma
Bloedstolling:
Als je een wondje hebt, komt er bloed uit. Stolt gelukkig snel!
Er gebeuren drie dingen als je een wondje hebt:
1. Bloedvat vernauwt (vasoconstrictie)
2. Vormt zich bloedvat, bloedplaatjes blijven plakken. Fibrine
3. Bloed wordt stroperiger (coagulatie). Bloed kan minder snel door de kapotte wand

Slide 20 - Tekstslide

Welke bloedcellen maken antistoffen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 21 - Quizvraag

bloedplasma
witte bloedcellen
+ bloedplaatjes
rode bloedcellen

Slide 22 - Sleepvraag

Welke bloedcellen vervoeren zuurstof?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplaatjes

Slide 23 - Quizvraag

Waaruit bestaat bloed?
A
Bloedplasma, rode bloedcellen, bloedplaatjes, water
B
Bloedplasma, rode bloedcellen, pindakaas
C
witte bloedcellen, rode bloedcellen,
D
Bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes

Slide 24 - Quizvraag

maken antistoffen
stolling na wond
1 celwand dik. Er kan van alles doorheen.
vervoeren zuurstof
witte bloedcellen
bloedplaatjes
haarvat 
rode bloedcellen

Slide 25 - Sleepvraag

Zij bevatten hemoglobine
A
Bloedplasma
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 26 - Quizvraag

Aan het werk...
Thema 6

Hoofdstuk 7: 
bloed en bloedsomloop
- Opdracht 1 t/m 5

Bekijk het filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=tKshlljYBmY



Slide 27 - Tekstslide