Present simple - present continuous

Present simple - present continuous
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Present simple - present continuous

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present simple?

Slide 2 - Open vraag

Present simple
We gebruiken de present simple als het gaat om:
 feiten, gewoontes en dingen die we regelmatig doen.
1.  This book has a red colour. (feit)
2. Bart always bites his nails. (gewoonte)
3. These kids often play with each other. (regelmaat)

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je de present simple?

Slide 4 - Open vraag

Shit-regel
Bij she, he en it , gebruik je het hele werkwoord + S.
Bij I, you, we en they, gebruik je het hele werkwoord.
We walk to school everyday.
She walks to school everyday.

Slide 5 - Tekstslide

Verschillende vormen
1. Ontkennend: 
     I don't walk to school everyday.
2. Vragend:
     Do I walk to school everyday?
3. Bevestigend:
     I walk to school everyday.

Slide 6 - Tekstslide

My brother and I ..... (to fight) a lot.
A
fights
B
fight

Slide 7 - Quizvraag

He......... (play) tennis every Friday.
A
plays
B
play

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer gebruik je de present continuous?

Slide 9 - Open vraag

Present continuous
We gebruiken de present continuous om aan te geven dat iets NU aan het gebeuren is of als je iets in de nabije toekomst gepland hebt.

Slide 10 - Tekstslide

Present continuous 
1. I am playing outside. (je bent dit op dit moment aan het doen)
2. I am seeing my friend this afternoon. (dit staat gepland in de nabije toekomst)

Slide 11 - Tekstslide

Hoe maak je de present continuous?

Slide 12 - Open vraag

Present continuous
Voor de present continuous heb je 2 werkwoorden nodig.
Vorm van to be (am, is, are)  + het hele werkwoord + ing:
He is talking to his friend. 
We are going right now.

Slide 13 - Tekstslide

Verschillende vormen
1. Ontkennend:
    I am not playing outside.
2. Vragend:
     Am I playing outside?
3. Bevestigend:
     I am playing outside.

Slide 14 - Tekstslide

Uitzondering bij spelling
Werkwoorden die eindigen op een -e:
--> de -e verdwijnt en je plakt -ing erachter.
I am having fun (have)
Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor:
--> je verdubbelt de -l.
Mark is travelling to Canada as we speak. (travel)



Slide 15 - Tekstslide

Spelling uitzonderingen
Werkwoorden die eindigen op een medeklinker en daarvoor staat een klinker, dan wordt de medeklinker verdubbeld. 
 The barber is cutting her hair. (cut)
 She is stopping at the trafic light. (stop)
--> je verdubbelt de medeklinkers voor -ing.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen present continuous/ present simple?

Slide 17 - Open vraag

Paar zinnen samen doen

Slide 18 - Tekstslide

I ...... (play) with Max every Friday.
A
am playing
B
play

Slide 19 - Quizvraag

We ...... (live) in a small town.
A
are living
B
live

Slide 20 - Quizvraag

The train ..... (leave) right now.
A
is leaveing
B
leaves
C
is leaving

Slide 21 - Quizvraag

He ...... currently .... to play the piano.(learn)
A
is currently learning
B
learns currently

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag!
Na 10 à 15 minuten gaan we het samen bespreken!

Slide 23 - Tekstslide