In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H1 t/m H3
Lesbrief Europa
Slide 1 - Tekstslide
Stelling: Door arbeidsmigratie worden de loonkosten hoger.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Welk begrip past bij de volgende omschrijving: landen beschermen binnenlandse producten door allerlei maatregelen te treffen.
Slide 3 - Open vraag
Tarifaire protectiemaatregel
Non-tarifaire protectiemaatregel
Invoerrechten
Exportsubsidie
Kwaliteitseisen
Importquotum
Slide 4 - Sleepvraag
Als de arbeidsproductiviteit in verhouding sneller stijgt dan het loon van een werknemer zullen de loonkosten per product ...
A
Stijgen
B
Gelijk blijven
C
Dalen
Slide 5 - Quizvraag
Milieuvervuiling in Nederland leidt tot negatieve externe effecten in Duitsland.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
In welk jaar of welke jaren zijn de loonkosten per product van land P gedaald?
A
2006 en 2010
B
2008 en 2009
C
2006 en 2009
D
2010 en 2009
Slide 7 - Quizvraag
Wat is geen oorzaak waarom landen zich specialiseren?
A
Natuurlijke omstandigheden
B
De kwantiteit aan producten
C
De kwaliteit van de producten
D
Stabiliteit
Slide 8 - Quizvraag
(Invoer)contingentering betekent ...
A
Beperking van de export van een product tot een bepaalde hoeveelheid.
B
Vergroting van de import van een product tot een bepaalde hoeveelheid.
C
Beperking van de import van een product tot een bepaalde hoeveelheid.
D
Vergroting van de export van een product tot een bepaalde waarde.
Slide 9 - Quizvraag
Welk begrip past bij de volgende omschrijving: de strategie die voor het individu het gunstigst is, ongeacht wat de ander doet.
Slide 10 - Open vraag
Gegevens uit de ‘Overheidsrekening’ 2015 van een land (miljarden euro's): Totale overheidsontvangsten: 167 Totale overheidsuitgaven: 202 waarvan: Aflossing op de staatsschuld: 10 Rente op de staatsschuld: 13. De staatschuld aan het begin van 2015 bedraagt € 356 miljard.
Bereken de omvang van de staatsschuld aan het eind van 2015 in miljarden euro's.
A
€ 381 miljard
B
€ 378 miljard
C
€ 379 miljard
D
€ 391 miljard
Slide 11 - Quizvraag
Als de overheid bij laagconjunctuur anticyclisch begrotingsbeleid wil voeren, moet zij ……
A
De belastingen verlagen of de overheidsbestedingen verlagen.
B
De belastingen verlagen of de overheidsbestedingen verhogen.
C
De belastingen verhogen of de overheidsbestedingen verlagen.
D
De belastingen verhogen of de overheidsbestedingen verhogen.
Slide 12 - Quizvraag
Twee beweringen over het overheidssaldo. 1. Bij anticyclisch conjunctuurbeleid zal bij laagconjunctuur het overheidssaldo verbeteren. 2. Bij procyclisch conjunctuurbeleid zal bij hoogconjunctuur het overheidssaldo verbeteren.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout
Slide 13 - Quizvraag
Welke maatregel werkt NIET procyclisch?
A
Vrachtvervoerder Vos verhoogt de prestatiebonus, terwijl de omzet is tegengevallen.
B
Een Amerikaans bedrijf verlaagt de onkostenvergoeding van het personeel vanwege de crisis.
C
De overheid verlaagt de winstbelasting, terwijl de economie flink aantrekt.
D
Terwijl de economie nog niet hersteld is van de crisis, wordt de rente verhoogd.
Slide 14 - Quizvraag
Wat is geen reden om het overheidstekort hoger te laten worden dan 3%?
A
Hoge tekorten leiden tot hogere inflatie.
B
Hoge tekorten leiden tot hogere rente.
C
Hoge tekorten leiden tot hogere inkomsten van de overheid.