In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
3.3 Op weg naar kiesrecht voor iedereen
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze paragraaf kunnen jullie de verschillende politieke stromingen en hun kenmerken benoemen.
Slide 2 - Tekstslide
"De koning heeft alle macht" Welk begrip hoort hierbij?
A
abolutionisme
B
nationalisme
C
feminisme
D
absolutisme
Slide 3 - Quizvraag
Politieke stromingen
Liberalen
Confessionelen (protestanten & katholieken)
Socialisten (sociaaldemocraten & communisten).
Slide 4 - Tekstslide
Liberalen
(liber=vrij: voor vrijheid)
Aanhang: rijke burgers
Thorbecke
Politieke partij: Liberale Unie.
Overheid moet zich zo min mogelijk met het land bemoeien, alleen zorgen voor veiligheid: nachtwakerstaat.
Overheid bemoeit zich niet met de economie
Slide 5 - Tekstslide
De patroon: Ik lees daar in de krant dat jullie zoveel jute-vezels in de longen krijgt. Dat moet uit zijn. Denk jullie dat de jute mij op den rug groeit?
Oefening:
Wie van deze mensen is liberaal? Waar kun je dat aan zien?
Slide 6 - Tekstslide
Welke politieke partij heeft de meeste idealen van de liberalen overgenomen?
A
SGP
B
CDA
C
VVD
D
SP
Slide 7 - Quizvraag
Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaalt mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen
Slide 8 - Quizvraag
Confessionelen
Twee stromingen: katholieken en protestanten.
Bijbel als uitgangspunt
Beiden willen dat overheid ook bijzondere scholen (christelijke scholen) betaalde
Beiden zijn tegen socialisten en revolutie.
Slide 9 - Tekstslide
Protestanten
Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
Abraham Kuyper,
Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.
Slide 10 - Tekstslide
Katholieken
RKSP & KVP
Herman Schaepman
Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het zuiden). Willen dezelfde rechten als protestanten.
Slide 11 - Tekstslide
De schoolstrijd
Het openbare onderwijs werd betaald door de overheid en was neutraal.
Protestanten en katholieken richtten hun eigen scholen op. Dit is het bijzonder onderwijs.
De confessionelen streden voor gelijke rechten (emacipatie): De overheid moest ook bijzondere scholen financieren (schoolstrijd).
In 1917 werden alle scholen gelijk gesteld.
Slide 12 - Tekstslide
Confessionele partijen willen:
A
Samenwerken met de socialisten
B
De rijkdom eerlijk willen verdelen
C
Dat het geloof geen invloed heeft op de politiek
D
Emancipatie van katholieken en protestanten
Slide 13 - Quizvraag
Sociaal-Democraten
SDAP
Pieter Jelles Troelstra
Opkomen voor fabrieksarbeiders.
Gelijkheid
Door middel van parlement verbeteringen voor arbeiders.
Sociale wetten en kiesrecht.
Slide 14 - Tekstslide
Communisme
Door middel van een revolutie willen ze alle productiemiddelen in handen hebben van de staat.
Iedereen verdient wat hij nodig heeft om rond te komen.
Slide 15 - Tekstslide
Wat wilden de socialisten?
A
Zo min mogelijk bemoeienis van de overheid
B
Meer invloed van de kerk
C
Algemeen Kiesrecht
D
Meer invloed van de koning
Slide 16 - Quizvraag
Wat was een van de eerste sociale wetten?
A
AOW
B
WAO
C
Ongevallenwet
D
Algemeen kiesrecht
Slide 17 - Quizvraag
Feminisme
Emanciperen: streven van een groep naar gelijke rechten.
Feministen willen gelijke rechten voor vrouwen.
Invoering algemeen vrouwenkiesrecht:
-passief: 1917 (gekozen worden)
-actief: 1919 (kiezen)
Slide 18 - Tekstslide
Wat wilden feministen?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Dezelfde rechten voor vrouwen als voor mannen
C
Vakbonden voor arbeiders
D
Algemeen kiesrecht voor mannen
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
Wanneer is er sprake van echte democratie?
A
1848
B
1879
C
1917
D
1919
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Video
De confessionelen en liberalen waren verwikkeld in de schoolstrijd. Deze ruzie ging over:
A
Het aantal uren godsdienstles in de week.
B
De vraag of er wel of geen les in liberale ideeën gegeven mocht worden op school.
C
De vraag of het christelijk onderwijs ook door de regering gefinancierd moest worden.
D
De wens van de liberalen om de christelijke scholen te sluiten.
Slide 23 - Quizvraag
Bij welke politieke stroming hoort Thorbecke?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten
Slide 24 - Quizvraag
Politieke stroming die opkomt voor vrijheid van burgers door zo weinig mogelijk regels te maken
A
socialisten
B
communisten
C
confessionelen
D
liberalen
Slide 25 - Quizvraag
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle
Slide 26 - Quizvraag
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Confessionalisme
D
Geen van alle
Slide 27 - Quizvraag
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Confessionalisme
B
Liberalisme
C
Socialisme
D
Geen van alle
Slide 28 - Quizvraag
Begrippen uit deze les
Liberalen
Confessionelen
Protestanten
Katholieken
Socialisme
Communisme
Feminisme
Productiemiddelen
Conservatieven
Slide 29 - Tekstslide
Personen uit deze les
Johan Rudolph Thorbecke (liberaal)
Abraham Kuyper (protestant)
Herman Schaepman (katholiek)
Karl Marx (communist)
Troelstra (socialist)
Aletta Jacobs (feminist)
Slide 30 - Tekstslide
Schrijf twee dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 31 - Open vraag
Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen
Slide 32 - Open vraag
Leerdoel
Aan het eind van deze paragraaf kunnen jullie de verschillende politieke stromingen en hun kenmerken benoemen.