nederlands

module 5
Negentiende eeuw: romantiek en realisme
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

module 5
Negentiende eeuw: romantiek en realisme

Slide 1 - Tekstslide

Historische context 
opkomst 19e eeuw 
periode van opkomend nationalisme, kolonialisme en imperialisme.

Slide 2 - Tekstslide

historische context 
Thorbecke heeft een nieuwe opgestelde grondwet aangenomen.  Toen ontstond er een parlementaire democratie waarin ministers verantwoording moesten afleggen aan de staten-generaal. 

Slide 3 - Tekstslide

historische context
de moderniteit drong door in Nederland, in 1939 reed de eerst stoomtrein van Amsterdam naar Haarlem. Door alle veranderingen ontstond de Nederlandsche Handelsmaatschappij in 1824, die de koloniale handel moest stimuleren.  
opkomst van het feminisme door Aletta Jacobs, zij was de eerst vrouwelijke student aan een medische faculteit

Slide 4 - Tekstslide

Culturele context
De romantiek was de reactie van kunstenaars die in onvrede leefden met de moderniteit. Dat zorgde voor kunst wat niet echt was zoals de landschap kunst van B.C. Koekkoek. 

Slide 5 - Tekstslide

Culturele context
Realisten daarentegen stonden neutraal of positief tegenover de moderniteit. Een belangrijk kenmerk van de moderniteit was de groei van steden, sommige werden echt metropolen (stedelijke gebieden met meer dan 1 miljoen inwoners).

Slide 6 - Tekstslide

Literaire ontwikkelingen
Tot ongeveer 1880 hadden literaire teksten in Nederland vooral nog een belerende of opvoedende functie.

Slide 7 - Tekstslide

Romantische literatuur
Humor
humor kon opgeroepen worden door gevoeligheid en onvrede over de alledaagse werkelijkheid
 

Slide 8 - Tekstslide

Romantische literatuur
Max Havelaar
Hij staat niet los van het kolonialisme dat uiteindelijk uitmondde in het imperialisme. 

Slide 9 - Tekstslide

Romantische literatuur 
In 1885 werd het tijdschrift De Nieuwe Gids opgericht. 

Slide 10 - Tekstslide

Realistische literatuur

Realisten staan neutraal of positief tegenover de moderniteit. 
Het realisme richtte zich op de beschrijving van de eigen werkelijkheid, de personages komen uit alle lagen van de bevolking. 

Slide 11 - Tekstslide

Realistische literatuur
Het naturalisme is een bepaalde invulling van het realisme. Het grote voorbeeld voor Nederlandse naturalisten was de Franse schrijver Emile Zola.

Slide 12 - Tekstslide

Door wie werd de opgesteld grondwet aangenomen
A
Napoleon
B
Aletta Jacobs
C
Thorbecke
D
Piet Paaltjens

Slide 13 - Quizvraag

Van waar tot waar reed de eerste stoomtrein
A
Amsterdam - Rotterdam
B
Amsterdam - Haarlem
C
Haarlem - Den Haag
D
Haarlem - Amsterdam

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer ontstond de Nederlandsche handelsmaatschappij
A
1824
B
1842
C
1823
D
1924

Slide 15 - Quizvraag

De romantiek was de reactie van...
A
niet eens met het realisme
B
onvrede met de moderniteit
C
onvrede met het feminisme
D
onvrede met de literaire ontwikkeldingen

Slide 16 - Quizvraag

Realisten stonden ... tegenover de moderniteit
(kies 2 woorden voor op de stipjes)
A
Positief of blij
B
neutraal of angstig
C
Angstig of boos
D
Neutraal of positief

Slide 17 - Quizvraag

Tot 1880 hadden literaire teksten in Nederland een ... functie
Er zijn 2 antwoorden goed.
A
belerende
B
straf gevende
C
vermakende
D
opvoedkundige

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn de 2 belangrijke reactie vormen
A
Poëzie
B
kunst literatuur
C
Romantische literatuur
D
Realistische literatuur

Slide 19 - Quizvraag

Humor wordt opgeroepen door:
A
gevoeligheid
B
blijheid
C
boosheid
D
verschilligheid

Slide 20 - Quizvraag

Max Havelaar had te maken met het:
A
socialisme
B
collectieve
C
imperialisme
D
nationalisme

Slide 21 - Quizvraag

Wat werd er in 1885 opgericht
A
De Nieuwe Gids
B
Het Nieuwe Boek
C
De Nieuwe Radiozender
D
Het Nieuwe Tijdschift

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een Metropool
A
grote steden
B
gemeentes
C
kleine landen
D
kleine steden

Slide 23 - Quizvraag

Het naturalisme is een ... van het realisme.
welke woorden moeten op de stipjes
A
bepaalde manier van praten
B
bepaalde manier van denken
C
bepaalde invulling
D
bepaalde manier van bewegen

Slide 24 - Quizvraag