21/11 -24 -11 l'ordre des mots / ex 10

lundi, le 21 novembre
programme : 
=> l'ordre des mots (grammaire II unité 2)
=>correction ex 7-9
=> rendre 10 : 60 mots à l'aide du texte page 42  ( 25 min)

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

lundi, le 21 novembre
programme : 
=> l'ordre des mots (grammaire II unité 2)
=>correction ex 7-9
=> rendre 10 : 60 mots à l'aide du texte page 42  ( 25 min)

Slide 1 - Tekstslide

Standaard zinsvolgorde 
Bepalingen van tijd/plaats - onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd

Voorbeelden
 Hier     ma soeur    a écrit      une lettre      à ma mère 
 Demain    je      vais faire    mes devoirs      à l'école

Slide 2 - Tekstslide

Alle werkwoorden staan altijd bij elkaar
Voorbeelden:
- Nous sommes en vacances en France.
- Nous sommes allés en vacances en France.
- Nous allons aller en vacances en France.
- Nous irons en vacances en France
- Nous avons voulu aller en vacances en France ?

Slide 3 - Tekstslide


1. De bepaling van tijd staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
   Après, on va manger ensemble.                          Daarna gaan we samen eten.

2. De bepaling van plaats staat in het Frans meestal aan einde van de zin.
    On va manger ensemble au restaurant.           We gaan samen eten in het restaurant.

3.  Als je een tijd- en een plaatsbepaling in één zin hebt, heb je 2 opties:
-    eerst de tijd (vooraan) en dan de plaats (achteraan).
     Cet après-midi, je vais jouer de la guitare dans ma chambre.
     (ik ga vanmiddag gitaar spelen in mijn kamer)

-  Je zet ze beide achteraan met eerst de plaats en dan de tijd
    Je vais jouer de la guitare dans ma chambre cet après-midi.


Woordvolgorde: bepalingen van tijd en plaats

Slide 4 - Tekstslide

Woordvolgorde Frans: ontkennende zin

De ontkenning staat alijd om het eerste ww heen!



1. Vanavond, heeft Eva geen cadeau aan haar broer gegeven
    Ce soir, Eva  n' a pas donné un cadeau à son frère.

2. ik ga morgen geen jurk kopen
    Je ne  vais pas acheter de robe demain.

3.  Ik zal volgende week niet naar school kunnen gaan
      La semaine prochaine je ne pourrai pas aller à l'école


Slide 5 - Tekstslide

NE ...persoonsvorm... PAS/PLUS/RIEN
voorbeelden:
Je ne veux pas aller en France.   (gezegde = veux aller)
Tu n'es plus allé en vacances en France.  (gezegde = es allé)
Elle n'a jamais été en France.             (gezegde = a été)
Nous n'avons rien pu faire en France. (gezegde = avons pu faire)

Slide 6 - Tekstslide

Plaats van het bijwoord
De plaats van het bijwoord is afhankelijk van waar het betrekking op heeft. 

Op de hele zin : helemaal vooraan 
Heureusement, mon prof ne sera jamais remplacé par un robot 

Op een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord : direct ervoor 
Je pense que c'est une très bonne idée.
Il a trop vite changé d'avis.

Op een ww : direct achter de persoonsvorm (= het 1e ww) behalve als deze ontkennend is, dan na het 2e deel van de ontk.
J' aime beaucoup les fraises
Je n' aime pas beaucoup les fraises

J' ai toujours détesté les notes. 
Je n' ai pas toujours détesté les notes

Slide 7 - Tekstslide

Eerst Lijdend vw dan Meewerkend vw
  1. Nous avons donné des cadeaux à nos amis
  2. Le prof va enseigner les maths à ses élèves
  3. Le guide raconte l'histoire du monument historique au touriste
  4. Le chien a apporté la balle à son maître

Slide 8 - Tekstslide

Plaats van het vnw LV / MV
Infinitif / heel ww? :   vóór het hele ww      Il  va  le  faire.
Anders:                          vóór het 1e ww          Il   l' a  fait.

Ontkenning  altijd  om  1e ww  (met het vnw.) heen:
Il   ne   va   pas   le   faire.
Il   ne   l'   pas   fait.

Slide 9 - Tekstslide

Standaard zinsvolgorde Frans
bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd

L'année dernière notre école a lancé un nouveau projet 


Slide 10 - Tekstslide

In het Frans is de woordvolgorde hetzelfde als in het Nederlands.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Heureusement elle veut demain courir les magasins avec moi.
A
heureusement
B
demain
C
courir
D
avec moi

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Il n'a pas fait bien ses devoirs

A
n'
B
pas
C
fait
D
bien

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord staat niet op de goede plaats?
Tu me veux donner ce livre la semaine prochaine?
A
me
B
donner
C
ce livre
D
la semaine prochaine

Slide 14 - Quizvraag

De Franse woordvolgorde gaat zo:
A
1. onderwerp 2. hulpwerkwoord 3.de rest
B
1. onderwerp 2. voltooid deelwoord 3. de rest
C
1. onderwerp 2. ALLE werkwoorden 3. de rest
D
1. de rest 2. onderwerp 3. ALLE werkwoorden

Slide 15 - Quizvraag

Begin de zin met een hoofdletter en eindig met een punt.
conseillé de - m'- manger des pâtes - Elle- a

Slide 16 - Open vraag

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
ont-leur temps d'entraînement - Les athlètes - réduit

Slide 17 - Open vraag

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
a- pour ses fans - le chanteur français - L'année dernière - un grand concert- donné

Slide 18 - Open vraag

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
lui - envoyé - les devoirs - l'élève - par mail - Heureusement - a

Slide 19 - Open vraag

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
veulent- une carte postale - bien -Les filles - envoyer - à leur idole

Slide 20 - Open vraag

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een puntdans le monde entier - elle - devenue- célèbre- très - est

Slide 21 - Open vraag

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
ne - depuis cette année - prof - plus - leur - de notes - donne

Slide 22 - Open vraag

begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt
éducatifs - ans - élèves - jouer - le futur - à l'école - à des jeux vidéo - vont

Slide 23 - Open vraag

begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt.
pas -le musicien - la vérité - va - aux médias - ne - dire

Slide 24 - Open vraag

Begin de zin met een hoofdleter en eindig met een punt.
ne - nouveau - mes - le système d'évaluation - comprennent - pas du tout - parents

Slide 25 - Open vraag

8.1 Van adolescenten en volwassenen.
2 Wat betekent slagen in het leven voor adolescenten?
 Wat heb je volgens hen nodig om te slagen?
 Wat vinden volwassenen ervan?
3 Voor adolescenten heeft succes en slagen niet alleen met de toekomst te maken, maar ook met het heden. Met vrienden, familie en met school. Volgens beide groepen zijn motivatie, zelfvertrouwen en hard werken nodig om succesvol te zijn. Meer dan de helft van de jongeren heeft een familielid als voorbeeld/rolmodel.
Exercice 9 – compréhension détaillée
1 Men denkt vaak dat jongeren ruzie hebben met hun familie en niet geïnteresseerd zijn in school. Jongeren zelf echter vinden dat ze juist op het gebied van familie en school beter slagen dan in liefdesrelaties, sport en kunst.
2 C / 3 C / 4 A   
5 15% het perc. jongeren dat hun moeder als rolmodel ziet
 // 18% het percentage jongeren dat hun vader als rolmodel ziet //23% het percentage jongeren dat een bekend persoon als een rolmodel ziet
6 a d’abord en ensuite
 b Hun belangrijkste vb behoren tot hun familie.
 De factoren om te slagen zijn bereikbaar (haalbaar).
7 signaalwoord functie vertaling
 a pas seulement … mais aussi toevoeging, uitbreiding niet alleen … maar ook
 b ainsi que vergelijking evenals
 c de plus toevoeging, uitbreiding bovendien
 d même si tegenstelling zelfs als
 e cependant tegenstelling echter
 f lorsque tijdsvolgorde terwijl
 g mais tegenstelling maar
8 a In de tweede en derde kolom wordt weergegeven welk belang jongeren en volwassenen  hechten aan de genoemde factoren om een geslaagd leven te leiden




Slide 26 - Tekstslide

8 b regel 21-27 (Adolescents et adultes … bien dans sa peau)
 c In de vierde kolom wordt weergegeven welke factoren volwassenen denken dat jongeren noemen om een geslaagd leven te leiden. Dit wordt beschreven in regel 28-31 (Cependant, … du travail (16 %)).

9 a Dat zijn de gebieden waarin jongeren de indruk hebben dat ze het beste slagen. / Jongeren
   hebben de indruk dat ze in deze gebieden het beste slagen.
 b De vetgedrukte woorden beklemtonen het zinsdeel dat tussen deze woorden staat.
oefening 10 :
20 minuten : 50 woorden

il vous faut :

=> texte p 42
=> ex 7b
=> dico NF


ensuite ; grammaire I 

Slide 27 - Tekstslide

Standaard zinsvolgorde Frans
bepalingen van plaats/tijd - Onderwerp - ww gezegde - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp - bepalingen van plaats/tijd


Slide 28 - Tekstslide