1. Iemand begint met een woord. Bijvoorbeeld: vogel.
2. De persoon ernaast moet nu beginnen met het woord 'vogel'. Daarachter komt een nieuw woord te staan. Bijvoorbeeld: Vogelhuis.
3. De volgende persoon moet met het woord 'huis' beginnen en volgt daarna weer stap 2. Bijvoorbeeld: huisdier.