Havo 3/ hfd 1/ paragraaf 4 en 5 / klokkijken, tijdsbepaling . rangtelwoorden

Klokkijken en telwoorden
Wie spät ist es?
Esi ist zehn Uhr.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Klokkijken en telwoorden
Wie spät ist es?
Esi ist zehn Uhr.

Slide 1 - Tekstslide

dit waren de woorden die bij klokkijken horen:
halb
halbe Stunde
Viertelstunde
Minuten
um
vor
nach

Slide 2 - Tekstslide

Stunde
    und     Uhr
2 woorden voor uur:

Stunde
Uhr

Wat is het verschil?

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

17:00
(alternatieve antwoorden mogelijk)
A
Es ist fünf Uhr
B
Es ist siebzehn uhr
C
Es ist fünf uhr
D
Es ist siebzehn Uhr

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf de tientallen van 10 t/m 100 in het Duits op: 10, 20, 30 enz

Slide 6 - Open vraag

6:30
(alternatieve antwoorden mogelijk)
A
Es ist halb sechs
B
Es ist halb sieben
C
Es ist sechs Uhr dreißig
D
Es ist fünf Uhr dreißig

Slide 7 - Quizvraag

Kloktijden
3:45
(alternatieve antwoorden mogelijk)
A
Es ist Viertel nach drei
B
Es ist Viertel vor vier
C
Es ist zehn vor vier
D
Es ist fünf nach drei

Slide 8 - Quizvraag

12: 05
(alternatieve antwoorden mogelijk)
A
Es ist zwölf Uhr
B
Es ist Viertel nach zwölf
C
Es ist fünf nach zwölf
D
Es ist fünf vor zwölf

Slide 9 - Quizvraag

8:40
(alternatieve antwoorden mogelijk)
A
Es ist zwanzig vor acht
B
Es ist zwanzig nach acht
C
Es ist zwanzig vor neun
D
Es ist acht Uhr vierzig

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf voluit in het Duits:
vijfenveertig, kwartier, tien, voor, na, zesenzestig

Slide 11 - Open vraag


Het is 21:45
schrijf voluit /alternatieve antwoorden mogelijk

Slide 12 - Open vraag

Het is 20:10
schrijf voluit /alternatieve antwoorden mogelijk

Slide 13 - Open vraag

Het is 05:30
schrijf voluit /alternatieve antwoorden mogelijk

Slide 14 - Open vraag


Het is 13:00
schrijf voluit /alternatieve antwoorden mogelijk

Slide 15 - Open vraag

Het is 14:25
schrijf voluit /alternatieve antwoorden mogelijk

Slide 16 - Open vraag

Kloktijden
15:45
(alternatieve antwoorden mogelijk)
A
Es ist Viertel nach drei
B
Es ist Viertel vor vier
C
Es ist zehn vor vier
D
Es ist fünfzehn Uhr fünfundvierzig

Slide 17 - Quizvraag

Toets Kapitel 1
am 6. Oktober / am sechsten Oktober
Toets bestaat uit:
-Grammatik 
- Lernbox 
- Redemittel   

Slide 18 - Tekstslide

tijdsbepalingen
1. im →  Als je wilt zeggen in welke maand/ seizoen iets gebeurt.
2. am →  Als je wilt zeggen in welke datum /dag vd week/dagdeel iets gebeurt. 
3. um →  Als je wilt zeggen om hoe laat iets gebeurt.  
4. von ....bis  →   als je tijdsduur wilt aangeven.

Slide 19 - Tekstslide

Vertaal de volgende woorden:
(op) ....... Montag / Mittag / ... 5. August =
(in) ........ Juli / Winter =
(om) ...... acht Uhr =
(van ... tot) ....... Montag ........ Freitag =

Slide 20 - Open vraag

...... ersten Juli habe ich Geburtstag
A
Um
B
Im
C
Am

Slide 21 - Quizvraag

...... Januar ist es kalt.
A
Im
B
Um
C
Am

Slide 22 - Quizvraag

Ich habe einen Termin beim Zahnarzt .............. 3. April 2020.
A
am
B
im
C
um
D
von.....bis

Slide 23 - Quizvraag

.....Viertel vor 8 bin ich zu Hause
A
Am
B
Um
C
Im

Slide 24 - Quizvraag

.....Viertel vor 8 bin ich zu Hause
A
Am
B
Um
C
Im

Slide 25 - Quizvraag

vertaal: op 15 november
A
um 15. November
B
im 15. November
C
den 15. November
D
am 15. November

Slide 26 - Quizvraag

Wir fahren wahrscheinlich .......... Juni in die Türkei.
A
am
B
im
C
um
D
von...bis

Slide 27 - Quizvraag

Vul in welke tijdsbepalingen wij gebruiken bij:

1. .............. → Als je wilt zeggen in welke maand/ seizoen iets gebeurt.
2. ........ → Als je wilt zeggen in welke datum /dag vd week/dagdeel iets gebeurt.

Slide 28 - Open vraag

Vul in welke tijdsbepalingen wij gebruiken bij:

1. ............... → Als je wilt zeggen om hoe laat iets gebeurt.
2. ............→ als je tijdsduur wilt aangeven.

Slide 29 - Open vraag

Datum en Rangtelwoorden
1 t/m 10 goed leren, er zijn een aantal uitzonderingen, zie blauw
 eins  -  erste(n) 
zwei - zweite(n)
 drei - dritte(n)
vier - vierte(n)
fünf fünfte(n)
sechs sechste(n)
sieben siebte(n)
acht - achte(n)
10 t/ 19 goed       →  -te(n)
neun - neunte(n)
zehn - zehnte(n)
elf -  elfte(n)

vanaf 20              -ste(n)
zwanzig - zwanzigste(n)
dreißig - dreißigste(n)

Slide 30 - Tekstslide

Vul de volgende rangtelwoorden volledig in.

am 1.1. = am ........ Januar
am 30.2. = am ............. Februar
am 3.3. = am .......... März


Slide 31 - Open vraag

Vul de volgende rangtelwoorden volledig in.
am 7.7. = am ................... juli
am 8.8. = am ................. August
am 9.9. = am ............ September
am 12.12. = am ................. Dezember

Slide 32 - Open vraag