1 KGT C5 Gram §7

Cursus 5 Grammatica § 7 blz. 210
*Lesdoel: 
Je weet wat een voorzetsel is.

* Vorige les: werkwoordelijk gezegde
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cursus 5 Grammatica § 7 blz. 210
*Lesdoel: 
Je weet wat een voorzetsel is.

* Vorige les: werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet jij van woordsoorten?

Slide 2 - Open vraag

Wat is een voorzetsel volgens jou?

Slide 3 - Open vraag

Aantekening Cursus 5 § 7 blz. 210
Bekijk de volgende zin:
– Masha staat op de digitale weegschaal.

In deze zin is op een voorzetsel. Voorzetsels (vz) zijn meestal korte woorden, zoals na, tussen en door. Ze geven vaak aan:
– een plaats: in / op / naar (de kast)
– een tijd: na / tijdens / in (de pauze)
– een reden of oorzaak: door / vanwege (de regen)
Je gebruikt ze in combinatie met een zelfstandig naamwoord.



Slide 4 - Tekstslide

Een voorzetsel
A
geeft plaats, tijd of reden/oorzaak aan
B
staat altijd aan het begin van de zin
C
zet je voor een zelfstandig naamwoord
D
wijst een werkwoord aan

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord is een voorzetsel?
A
op
B
klein
C
tas
D
nooit

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorzetsel?
A
de
B
naast
C
fietsen
D
fles

Slide 8 - Quizvraag

Zelfstandig werken of instructiegroep 

Huiswerk: 
* Online: Cursus 5 §7>opdracht 1 t/m 5 blz. 210-211 in je schrift of online.

Klaar?
Online> Oefentoets Cursus 5> §7

timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Evaluatie





Wat ging er goed deze les?

Slide 10 - Tekstslide