De benzineprijs is sinds vorige week met €0,05 per liter gestegen. Welke geldfunctie herken je in deze situatie?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Leenmiddel
Slide 14 - Quizvraag
Je rekent met je mobiel een frikandelbroodje af bij de AH. Welke geldfunctie herken je in de situatie?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Leenmiddel
Slide 15 - Quizvraag
Mevrouw Peroti volgt elke dinsdag DJ les bij een DJ. Deze DJ komt daarom elke vrijdag in ruil daarvoor zijn haren vlechten bij mevrouw Peroti. Van wat voor ruil is hier spraken?
A
Indirecte ruil
B
Directe ruil
Slide 16 - Quizvraag
Jely heeft €34,12 op haar bankrekening staan. Waar hoort dit geld bij?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 17 - Quizvraag
Simon heeft thuis heel veel kleingeld in zijn portemonnee. Waar hoort kleingeld bij?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 18 - Quizvraag
Als je online iets bestelt bij Bol.com Waar betaal je dan mee?
A
Pinpas en pincode
B
iDeal
C
Contactloos met je mobiel
Slide 19 - Quizvraag
Als ik op mijn bankrekening €0,81 heb staan. Sta ik dan debet of credit?
A
Credit
B
Debet
Slide 20 - Quizvraag
Maken h3.1
Maak opdracht: 2 t/m 13
Klaar? Maak de samenvatting op de gele badzijde.
timer
15:00
Slide 21 - Tekstslide
Leerdoelen h3.1:
Je weet wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil.
Je weet welke geldfuncties er zijn.
Je weet hoe je het saldo op je betaalrekening controleert.