Er zijn verschillende soorten vragen. Ze verschillen in moeilijkheid.
De soorten vragen zijn de volgende:
• Vragen over de verschijningsvorm: Wat is het? (Is het in 2D of 3D? Is het toegepaste of autonome kunst? Een bouwwerk, schilderij, toegepaste kunst?)
• Vragen over de voorstelling: Wat is er te zien? (Beschrijf de voorstelling of aspecten van de voorstelling en de betekenis ervan.)
• Vragen over de vormgeving. Die gaan over het gebruik van de beeldaspecten: kleur, vorm, licht,
ruimte en ordening. (Hoe is de compositievorm, het vorm- en kleurgebruik, en de licht-, lijn- en
ruimtewerking? De vragen gaan meestal over de effecten van de vormgevingsaspecten.)
• Vragen over de hanterings- of werkwijze: gebruik van het materiaal en de techniek. (Welk materiaal is gebruikt, welke techniek en op welke manier? Wat is het effect van de gebruikte techniek op het totale beeld?)
• Vragen over de zeggingskracht: Wat wil de maker overbrengen? Hoe komt het over? Is het agressief, romantisch, feestelijk, energiek, enz.? Waardoor komt dat?