Di 3 okt persoonsvormen en werkwoorden

di 3 okt. Werkwoorden en persoonsvorm
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

di 3 okt. Werkwoorden en persoonsvorm

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Elke zin heeft altijd één persoonsvorm.
  • Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.
  • Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm--> tijdproef



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de persoonsvorm vinden

Kan ik de persoonsvorm vinden?          |       Ik kon de persoonsvorm vinden.     
De zin vragend maken
De zin in een andere tijd zetten (toekomst/verleden)
- Het werkwoord voorin de zin is de         persoonsvorm

- Let op: vraagwoorden zijn geen werkwoorden, dus tellen niet mee!
- Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

- Deze manier hoef je niet te kennen voor de toets

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm
  • Wat voor woord is de persoonsvorm?
  • Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
Afkorting = pv

Altijd een werkwoord (doe-woord).

Elke zin heeft een persoonsvorm.

Hoe kun je die vinden?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
- Zin in een andere tijd zetten
- Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

Jesse wilde naar de bioscoop met zijn vrienden.
Jesse wil naar de bioscoop met zijn vrienden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. 

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Jullie werken hard tijdens de les.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Iedereen weet wat de persoonsvorm is.
A
Iedereen
B
Weet
C
Persoonsvorm
D
Is

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."

A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Wie
komt
mee
naar
Walibi?

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm ?
De persoonsvorm
Mijn voetbal
is
gevallen
 in de sloot

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Die chick
wil
een relatie.

Slide 15 - Sleepvraag

3 minuten
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Naty
heeft
zijn brood
gesmeerd

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
is
gisteren
naar de supermarkt
geweest.

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Dat meisje
wil
een relatie.

Slide 18 - Sleepvraag

3 minuten
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Ik
loop
naar
school.
persoonsvorm

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn broer
heeft
een auto
gekocht.

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor do 5 okt
Maken opdr. 9 t/m 15



Leren blz. 62 de persoonsvorm
Herken alle werkwoorden in een zin.
Je weet welk werkwoord de persoonsvorm is.




Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies