Kern 1TH: Grammatica woordsoorten Les 5, 6 en 19: toetsvoorbereiding

Welkom 1C!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1C!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Stil lezen
- Doelen doornemen
- Toetsvoorbereiding: theorie herhalen en oefeningen maken
- (Online) oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
Pak je boek
en ga
lekker lezen.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
- Ik weet wat ik moet leren voor de toets.
- Ik weet hoe ik moet leren voor de toets.
- Ik kan zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk 
   naamwoorden aanwijzen in een zin.
- Ik kan verschillende werkwoordsvormen herkennen.
- Ik kan aangeven in welke tijd een zin staat.

Slide 4 - Tekstslide

Les 5: zelfstandig naamwoord en lidwoord
Zelfstandig naamwoord:
- Medipladi (mens, dier, plant, ding)
- Kan een lidwoord voor staan
- Kun je meestal een verkleinwoord van maken
- Kun je meestal in het meervoud zetten
- Ook eigennamen zijn zelfstandig naamwoord!

Slide 5 - Tekstslide

Les 5: Lidwoord
- Een lidwoord staat altijd vóór een zelfstandig naamwoord.

- Bepaalde lidwoorden: 'de' en 'het'
- Onbepaald lidwoord: 'een'


Slide 6 - Tekstslide

Les 6: Bijvoeglijk naamwoord
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
- Kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan
- Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welk 
   materiaal iets gemaakt is.

Slide 7 - Tekstslide

Oefening
Geef op de volgende dia's aan wat voor woordsoort het woord tussen haakjes is.

Slide 8 - Tekstslide

Uit het (rapport) bleek dat Sarah goed presteerde op school.
A
bepaald lidwoord (blw)
B
onbepaald lidwoord (olw)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 9 - Quizvraag

Met oud en nieuw eet ik graag (oliebollen).
A
bepaald lidwoord (blw)
B
onbepaald lidwoord (olw)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 10 - Quizvraag

Wil je op dit formulier (een) handtekening zetten?
A
bepaald lidwoord (blw)
B
onbepaald lidwoord (olw)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 11 - Quizvraag

Ik vind het schilderij dat jij gemaakt hebt echt (prachtig)!
A
bepaald lidwoord (blw)
B
onbepaald lidwoord (olw)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 12 - Quizvraag

De medewerkers van (de) fabriek staken omdat ze meer salaris willen.
A
bepaald lidwoord (blw)
B
onbepaald lidwoord (olw)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 13 - Quizvraag

Naar schatting rijdt morgen slechts 20% van de treinen in (Groot-Brittanië).
A
bepaald lidwoord (blw)
B
onbepaald lidwoord (olw)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 14 - Quizvraag

Veel studenten gaan met (het) openbaar vervoer naar school.
A
bepaald lidwoord (blw)
B
onbepaald lidwoord (olw)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 15 - Quizvraag

Vandaag draag ik een heerlijk warme (katoenen) trui.
A
bepaald lidwoord (blw)
B
onbepaald lidwoord (olw)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 16 - Quizvraag

Les 19: Werkwoorden herkennen
Werkwoorden kunnen in verschillende vormen voorkomen:
- persoonsvorm tt: ik lach, jij lacht, wij lachen
- persoonsvorm vt: ik lachte, jij lachte, wij lachten
- infinitief (hele werkwoord): lachen
- voltooid deelwoord: gelachen
- onvoltooid deelwoord: lachend

Slide 17 - Tekstslide

Oefening
Geef op de volgende dia's aan wat voor werkwoord het woord tussen haakjes is.

Slide 18 - Tekstslide

(Fluitend) fietste Fiona met haar zusje in de supermarkt.
A
persoonsvorm
B
infinitief (hele werkwoord)
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Hebben jullie die kerstboom in het bos (omgehakt)?
A
persoonsvorm
B
infinitief (hele werkwoord)
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 20 - Quizvraag

Liva en Yuna gaan iedere vrijdagavond (volleyballen).
A
persoonsvorm
B
infinitief (hele werkwoord)
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 21 - Quizvraag

(Wist) je dat blauwe bessen een heel gezonde fruitsoort zijn?
A
persoonsvorm
B
infinitief (hele werkwoord)
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 22 - Quizvraag

Max (draagt) al een bril sinds zijn kleutertijd.
A
persoonsvorm
B
infinitief (hele werkwoord)
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 23 - Quizvraag

Les 19: Werkwoorden herkennen
Een zin kan in verschillende tijden staan:
- voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
- voltooid verleden tijd (vvt)
- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
- onvoltooid verleden tijd (ovt)

Slide 24 - Tekstslide

Oefening
Geef op de volgende dia's aan in welke tijd de zinnen staan.

Slide 25 - Tekstslide

Weet jij waar de chocolaatjes liggen?
A
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
B
voltooid verleden tijd (vvt)
C
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
D
onvoltooid verleden tijd (ovt)

Slide 26 - Quizvraag

Had Bruno goed over zijn beslissing nagedacht?
A
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
B
voltooid verleden tijd (vvt)
C
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
D
onvoltooid verleden tijd (ovt)

Slide 27 - Quizvraag

In de herfstvakantie las ik iedere dag een boek.
A
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
B
voltooid verleden tijd (vvt)
C
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
D
onvoltooid verleden tijd (ovt)

Slide 28 - Quizvraag

Wie heeft de laatste appel van de fruitschaal gepakt?
A
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
B
voltooid verleden tijd (vvt)
C
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
D
onvoltooid verleden tijd (ovt)

Slide 29 - Quizvraag

Dit is de laatste zin van deze oefening.
A
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
B
voltooid verleden tijd (vvt)
C
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
D
onvoltooid verleden tijd (ovt)

Slide 30 - Quizvraag

Verder leren voor de toets
- Leer de theorie van Les 5, 6 en 19.
- Herhaal oefeningen uit het boek. Kijk ook goed na!
- Maak de Drillsteroefeningen van de online methode.

- Vragen? Stel ze eerst aan je buurvrouw/-man.
- Kom je er samen niet uit?
- Stel ze aan je docent!

Slide 31 - Tekstslide