In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
Twee uitspraken:
Uitspraak 1: Een kaart is een vergroting van de werkelijkheid. Uitspraak 2: Een overzichtskaart is een kaart met een bepaald onderwerp.
A
Uitspraak 1 en 2 zijn beide goed.
B
Uitspraak 1 en 2 zijn beide fout.
C
Uitspraak 1 is goed en 2 is fout.
D
Uitspraak 1 is fout en 2 is goed.
Slide 2 - Quizvraag
Koppel en sleep de omschrijving aan het juiste begrip.
Bevolkingsdichtheid
Bevolkingsspreiding
Hoogteligging
Legenda
Schaal
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).
De verdeling van mensen over een land of gebied.
De ligging van een gebied in meters onder of boven zeeniveau.
Geeft aan hoeveel een gebied op een kaart is verkleind.
Uitleg van de betekenis van de kleuren en de symbolen op een kaart.
Slide 3 - Sleepvraag
Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart
Slide 4 - Quizvraag
Bekijk de kaart nogmaals. Hoeveel dagen sneeuwbedekking heeft Novosibirsk?
Slide 5 - Open vraag
Bekijk de kaart nogmaals. Wat is de gemiddelde temperatuur in juli in Moskou?
Slide 6 - Open vraag
Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart
Slide 7 - Quizvraag
Bekijk de kaart nogmaals. Welk klimaat heeft de stad Punta Arenas?
Slide 8 - Open vraag
Bekijk de kaart nogmaals. Welk klimaat heeft de stad Santiago?
Slide 9 - Open vraag
Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart
Slide 10 - Quizvraag
Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart
Slide 11 - Quizvraag
Bekijk de kaart nogmaals. Wat is de kleinste stad volgens de kaart?
Slide 12 - Open vraag
Bekijk de kaart nogmaals. Welke stad ligt het dichst bij Irak?
Slide 13 - Open vraag
Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart
Slide 14 - Quizvraag
Bekijk de kaart nogmaals. Welk klimaat heeft de stad Vancouver?
Slide 15 - Open vraag
Welke 4 dingen heb je nodig om een kaart goed te kunnen lezen?
Slide 16 - Open vraag
Bekijk deze kaart nogmaals. Welk onderdeel ontbreekt op deze kaart?
Slide 17 - Open vraag
Bekijk deze kaart. Waar vind je in Iran grote stukken ongebruikt land? Verklaar ook je antwoord met behulp van de kaart.
Slide 18 - Open vraag
Bekijk de twee kaarten. Waarom is het logisch dat er in Yazd meer mensen wonen dan in het omliggende gebied?
Slide 19 - Open vraag
Een kaart heeft een schaal van 1 staat tot 4.000.000 cm. De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 3 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
160 km
B
80 km
C
40 km
D
120 km
Slide 20 - Quizvraag
Een kaart heeft een schaal van 1: 700.000 De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 3 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
25 km
B
20 km
C
21 km
D
26,5 km
Slide 21 - Quizvraag
Een kaart heeft een schaal van 1 : 150.000. De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 2 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
7 km
B
4 km
C
6 km
D
3 km
Slide 22 - Quizvraag
Koppel en sleep de omschrijving aan het juiste begrip.
Hoge breedte
Breedtecirkel
Schaalniveau
Westerlengte
Relatieve afstand
Lage breedte
De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60°).
Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt. Heet ook parallel.
De manier waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal of mondiaal.
De afstand die je meet in reistijd.
Afstand tot de nulmeridiaan van een plaats ten westen ervan. Wordt afgekort als W.L.
De ligging van een plaats dicht bij de evenaar (minder dan 30°).
Slide 23 - Sleepvraag
Welke schaal zie je op de foto?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 24 - Quizvraag
Welke schaal zie je op de foto?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 25 - Quizvraag
Welke schaal zie je op de foto?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 26 - Quizvraag
De Europese Unie is een samenwerkingsverband tussen 27 lidstaten. Tot welk schaalniveau kunnen we de Europese Unie rekenen?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal
Slide 27 - Quizvraag
In sommige delen van Iran wonen heel weinig mensen. In welk gebied wonen de minste mensen?
A
In het noorden van Iran
B
In het oosten van Iran
C
In het zuiden van Iran
D
In het westen van Iran
Slide 28 - Quizvraag
Noem drie redenen waarom in bepaalde gebieden (in Iran) weinig mensen wonen.
Slide 29 - Open vraag
Koppel en sleep het begrip naar de juiste plek op de kaart.
Noordpool
Zuidpool
Evenaar
Noordelijk halfrond
Zuidelijk halfrond
Noorderbreedte
Zuiderbreedte
Slide 30 - Sleepvraag
Koppel en sleep het begrip naar de juiste plek op de kaart.
Nulmeridiaan
Evenaar
Oosterlengte
Westerlengte
Slide 31 - Sleepvraag
Koppel en sleep het begrip naar de juiste plek op de kaart.
Noorderbreedte, westerlengte
Noorderbreedte, oosterlengte
Zuiderbreedte, oosterlengte
Zuiderbreedte, westerlengte
Slide 32 - Sleepvraag
Wat is het verschil tussen absolute en relatieve afstand?
A
Er is geen verschil.
B
Absoluut is afstand in tijd, relatief is afstand hemelsbreed in km.
C
Absoluut is hemelsbreed in km, relatief is afstand in tijd.
D
Absoluut is in kilometers, relatief is in procenten.
Slide 33 - Quizvraag
Welke afstand is hier volgens Google Maps zichtbaar tussen Ommen en Utrecht?
A
Absolute afstand
B
Relatieve afstand
Slide 34 - Quizvraag
Noem drie redenen waardoor de relatieve afstand zou kunnen toenemen als je van Ommen naar Utrecht onderweg bent.
Slide 35 - Open vraag
Koppel en sleep de omschrijving aan het juiste begrip.
Heuvelland
Hooggebergte
Hoogtegordel
Laagland
Middelgebergte
Reliëf
Gebied met een hoogteligging tussen 200 en 500 m.
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.
Zone van plantengroei in een gebergte.
Gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en de 1.500 m hoog zijn.
Gebied met een hoogteligging lager dan 200 m.
Hoogteverschillen in het landschap.
Slide 36 - Sleepvraag
Elke km omhoog wordt het...
A
6 graden kouder
B
0,6 graden kouder
C
6 graden warmer
D
0,6 graden warmer
Slide 37 - Quizvraag
Meneer Kleiman zit lekker aan het strand (op zeeniveau) op Tenerife. Het is daar behaaglijk warm met een temperatuur van 30 graden. Hij besluit echter de vulkaan El Teide te gaan beklimmen. De eerste stop is op 1500 meter hoogte (zie foto). Wat is de temperatuur op die hoogte?
Slide 38 - Open vraag
Hij besluit verder te klimmen naar een hoogte van ongeveer 2500 meter met een panoramisch uitzicht (zie foto). Wat is de temperatuur op die hoogte?
Slide 39 - Open vraag
Uiteindelijk eindigt hij op de top van de vulkaan op 4250 meter met fantastisch uitzicht (zie foto). Hoe warm is het daar? Heeft hij nu wel een jas nodig?