20. bouwsteen 5

PLANNING VAN DEZE LES
1.  De vereisten 
2.  De toets bouwsteen 5

Schrijfdossier: zie e-mail (nog geen cijfer) of CumLaude (je hebt een cijfer). Dit geldt enkel voor hen die het Schrijfdossier hebben geüpload. 

LESDOELEN
- je weet wat een hoofdzaak is; je herkent een hoofdzin
- je weet wat (een) bijzaak is; je herkent een bijzin

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

PLANNING VAN DEZE LES
1.  De vereisten 
2.  De toets bouwsteen 5

Schrijfdossier: zie e-mail (nog geen cijfer) of CumLaude (je hebt een cijfer). Dit geldt enkel voor hen die het Schrijfdossier hebben geüpload. 

LESDOELEN
- je weet wat een hoofdzaak is; je herkent een hoofdzin
- je weet wat (een) bijzaak is; je herkent een bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Wat onder werkwoordspelling valt:
persoonsvorm tegenwoordige tijd:   nu fiets ik 
persoonsvorm verleden tijd:                   vroeger fietste zij
voltooid deelwoord:                                  hij heeft daar gefietst
gebiedende wijs:                                       werk ze!
bijvoeglijk naamwoord:                           de fietsende student

Slide 2 - Tekstslide

ONTHOUDEN
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.
(stap 3) Je haalt -en van het hele werkwoord van de pv af. Nu heb je de stam van het werkwoord. 

► Onthoud dat het Nederlands gebaseerd is op klanken
Plakken - de stam 'plakk' wordt de ik-vorm plak
Verhuizen - de stam 'verhuiz' wordt de ik-vorm verhuis
Beleven - de stam 'belev' wordt de ik-vorm beleef.
Weten - de stam 'wet' wordt de ik-vorm weet.
Kijken - de stam 'kijk' is hetzelfde als de ik-vorm: kijk.





Slide 3 - Tekstslide

de regels van de tegenwoordige tijd
Alle werkwoorden zijn of sterk (middeleeuws) of zwak. Voor ALLE werkwoorden gelden de volgende regels in de tegenwoordige tijd:

Het onderwerp is 'ik'. ► Dan krijgt de pv de ik-vorm.
Ik luister naar de docent :)

Het onderwerp is enkelvoud, maar geen 'ik'. ► Dan krijgt de pv de ik-vorm + t
Jij luistert ook. 

Het onderwerp staat in het meervoud ► dan krijgt de pv het hele werkwoord
Wij luisteren allemaal. 

Slide 4 - Tekstslide

De piano van de buurman (smergelen)

Slide 5 - Open vraag

En, of, dat, en de komma
  • Let op bij een zin met de woorden 'en', 'of', 'dat' en let ook op bij een komma. 
Het betekent dat de zin uit meer dan één zin bestaat. Een komma is een ademhalingspauze. 
- een signaalwoord heeft een komma (en een spatie) ervóór: 
'ik denk, dus ik besta'

  • Elke zin heeft een eigen persoonsvorm en een eigen onderwerp.
Zinnen met 'en', 'of', 'dat' en een komma bestaan dus uit meer dan één zin. Je moet dus vaker dan één keer werkwoordspelling toepassen op de persoonsvorm. 
'ik kwam, ik zag en ik overwon'

Slide 6 - Tekstslide

Hij (klirren) en jullie (plurken) je ongans.

Slide 7 - Open vraag

2. TUSSENTOETS (OUD) BOUWSTEEN 05

Maak de tussentoets (oud) in Taalblokken. Je vindt 't onder Bouwsteen 2F 
05 Hoofd- en bijzaken. 

Je krijgt hier exact 15 minuten voor. Succes!


Slide 8 - Tekstslide

3. THEORIE BOUWSTEEN 05
Niet alle informatie in een geschreven of gesproken tekst is even belangrijk.

Onderscheiden/herkennen
►Hoofdzaken: deze  beantwoorden wie-, wat-, waar-, wanneer- en hoe-vragen over het onderwerp. Hoofdzaken geven dus antwoord op elk van die vragen.

►Bijzaken kan je weglaten, die geven extra informatie waar de tekst zonder kan. 
Voorbeelden en dergelijke. 

Slide 9 - Tekstslide

BOUWSTEEN 5: TAALBLOKKEN
2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 14; opgaven 22 en 23; opgaven 25 en 26; opgaven 35 t/m 38; opgaven 40 en 41; opgaven 43 t/m 48. 
Schrijven, maken: opgaven 1 t/m 6. 

Woordenschat: bouwsteen 5 Hoofd- en bijzaken. Maak opgaven van Woordenschat tot je de lastige woorden en hun betekenis kent.
Je sluit af met de tussentoets (niet oud)

Slide 10 - Tekstslide

Bouwsteen 05. vrijdag 5 + 12 april ►Hoofd- en bijzaken
- vrijdag 12 april het 2e halfuur Nederlands bouwsteentoets 05.
Vrijgesteld: Derk en Rik. Mail mij jouw besluit. 

Jordi doet dan de opdrachten van Bouwsteen 04: Samenhang

Slide 11 - Tekstslide

4. VOLGENDE WEEK
Eerste half uur
- leesstrategieën
- verschil letterlijk en figuurlijk


Laatste half uur Bouwsteentoets 05 Hoofd- en bijzaken 


 


Slide 12 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 13 - Tekstslide

Bouwsteen 05. vrijdag 5 + 12 april ►Hoofd- en bijzaken
- vrijdag 12 april het 2e halfuur Nederlands bouwsteentoets 05.
Niet: Derk, Jordi en Rik. Weet je al wat je gaat doen?

Jordi doet dan de opdrachten van Bouwsteen 04: Samenhang

Bouwsteen 06. vrijdag 19 + 26 april ► Informatie en meningen
- vrijdag 26 april het 2e halfuur Nederlands bouwsteentoets 06.
Niet: Derk, Jordi

Slide 14 - Tekstslide

Vrijdag 31 mei geen les ivm mondelinge examens. 

Bouwsteen 07. vrijdag 7 + 14 juni ► Evalueren
- vrijdag 14 juni het 2e halfuur Nederlands bouwsteentoets 07.
Niet: Derk, Jordi

Jordi schrijft dan aan de StartUp en vervolgens aan het Schrijfdossier.

Bouwsteen 08. vrijdag 7 + 14 juni ► Samenvatten
- vrijdag 14 juni het 2e lesuur Nederlands bouwsteentoets 08.
Niet: Derk, Jordi en Rik

Slide 15 - Tekstslide

Eindtoets Bouwstenen vrijdag 21 juni

Nulmeting Grammatica en Spelling vrijdag 28 juni

Nulmeting Woordenschat vrijdag 5 juli


Over
De les op 12 juli.

Slide 16 - Tekstslide

BOUWSTEEN 4: TAALBLOKKEN
Dit moet je in Taalblokken maken voor de toets:   

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgave 1 t/m 10; opgaven 24 t/m 27; 31 t/m 37.
Schrijven: opgaven 1 t/m 8; 10; 15 t/m 19.

Woordenschat: bouwsteen 4 Samenhang. Maak opgaven van Woordenschat tot je de lastige woorden en hun betekenis kent. Je sluit af met de tussentoets (niet oud)

► Bouwsteentoets 4: dinsdag 9 april het 2e lesuur Nederlands.

Slide 17 - Tekstslide

BOUWSTEEN 6: TAALBLOKKEN
2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 8; 15; opgaven 17 t/m 19; t/m 27; opgaven 32 t/m 34 en opgaven 56 en 57.
Schrijven, maken: opgaven 1 t/m 5 en opgaven 12 t/m 14.

Woordenschat: bouwsteen 6 Argumenteren. Maak opgaven van Woordenschat tot je de lastige woorden en hun betekenis kent.

Je sluit af met de tussentoets (niet oud).

Slide 18 - Tekstslide

BOUWSTEEN 7: TAALBLOKKEN
2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; 12; 15; 26 en 27; opgaven 32 (dit kan door niet naar het fragment te luisteren) 36 t/m 41 en opgaven 50, 52 t/m 54 en 59.
Schrijven, maken: opgaven 1 t/m 3 en opgaven 8 en 10 .

Woordenschat: bouwsteen 7 Evalueren(op 2F) Maak opgaven van Woordenschat tot je de lastige woorden en hun betekenis kent.

Tussentoets (niet oud).

Slide 19 - Tekstslide

BOUWSTEEN 8: TAALBLOKKEN
2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: 1, 3, 7 t/m 9; 10 t/m 15; opgaven 28 t/m 32; 34 t/m 36; opgaven 45 en 46; 48 en 49 en opgaven 54 en 55.
Schrijven, maken: 1 t/m 5 en opgaven 9 t/m 12.

Woordenschat bouwsteen 8 doornemen. Maak opgaven van Woordenschat tot je de lastige woorden en hun betekenis kent.

Je sluit af met de tussentoets (niet oud).

Slide 20 - Tekstslide