Les 5 13-09-2024 Zahlen und Fragewörter 2

Les 5 13-09-2024
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Les 5 13-09-2024

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie wir zusammen arbeiten
  • Voor Duits heb je bij je: boek A, etui, laptop

  • We praten zoveel mogelijk in het Duits

  • We luisteren naar elkaar

  • Bij vragen steken we ons arm omhoog





Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lessonup
klascode
 iuafv







Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassensprache

Kann ich auf die Toilette gehen, bitte?
Darf ich zur Toilette gehen, bitte?




Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassetaal/ Klassensprache

Slide 6 - Tekstslide

bestand uitdelen, doorsturen.
Voor de volgende les 1 tot en met 10 kennen.

Startopdracht
Combineer de stad met het Bundesland.
1. Zet het nummer van het Bundesland in het rondje.
2. De volgende steden zet je bij het juiste Bundesland in het rechthoek:
Stuttgart, München, Mainz, Saarbrücken, Wiesbaden, Erfurt, Dresden, Postdam, Magdeburg, Berlin, Schwerin, Hamburg, Bremen, Kiel, Hannover, Düsseldorf.

timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hausaufgaben besprechen
K1, Teil C, Aufgabe 7, Seite 18
K1, Teil D, Aufgabe 14, Seite 18 oder 19

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

die Fragewörter
Welche?
welke?
Was?
wat?
Wo?
waar?
Wann?
wanneer
Wohin?
waarheen?
Wie?
hoe?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagwoorden.
hoe?
waar?
waarom?
wat?
wie?
warum?
wie?
wo?
was?
wer?

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Zet het vraagwoord bij de juiste vraag.
Woher
.... heißt du?
..... Telefonnummer hast du?
.... bleibst du nicht?
....ist er gekommen?
...kommt der Junge?
..... wohnst du?

Wo

Warum

Welche

Wie

Wann

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Selbständig arbeiten
Zet de vraagwoorden in deze zinnen:

1. _______ alt ist dein Bruder? Er ist 12 Jahre alt.
2. _______ wohnt ihr? Wir wohnen in Köln.
3. _______ machst du? Ich schreibe einen Brief.
4. _______ kommen deine Großeltern? Sie kommen aus Italien.
5. _______ heißt dein Freund? Er heißt Michael.
6. _______ bist du zu Hause? Ich bin am Nachmittag zu Hause.
7. _______ bist du? Ich bin Maria.
8. _______ sind eure Eltern? Sie sind im Kino.
9. _______ kommt am Wochenende? Die Oma kommt am Samstag.
10. _______ möchtest du essen? Ich möchte jetzt ein Eis.






Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personalpronomen
ik
jij
hij, zij, het
wij
jullie
zij
u
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie
Sie
    I

   D

   E
  W
   I
   S

Slide 13 - Tekstslide

Gebruik spinner uit Magister om lln 
sein
ich
bin
ben
du
bist
bent
er
ist
is
sie
ist
is
es
ist
is
wir
sind
zijn
ihr
seid
zijn
sie
sind
zijn
Sie
sind
bent
volt. deelwoord
gewesen
geweest
  sein

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sein
ich
habe
heb
du
hast
hebt
er
hat
heeft
sie
hat
heeft
es
hat
heeft
wir
haben
hebben
ihr
habt
hebben
sie
haben
hebben
Sie
haben
heeft
volt. deelwoord
gehabt
gehad
  haben

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

getallen
de 
getallen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbinde die Punkte
de leraar noemt het cijfer, jullie trekken lijntjes tussen de nummers.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praktijkopdracht
Maak een stamboom van je  familie (met alle opa's/oma's, ooms/tantes enz). Zet daar ook in het Duits hun leeftijd bij.

Zet bij elke tak het Duitse woord erbij.  Je kunt de woorden vinden in
Lernecke Seite 40-41

Slide 18 - Tekstslide

A3 papier gebruiken voor elke leerling. 
woorden in de stamboom zetten:
vader = Vater
moeder = Mutter
ik = ich
zus = Schwester
broer = Bruder
opa = Opa / Großvater
oma = Oma / Großmutter
oom = Onkel
tante = Tante
neef (kind van oom en tante) = Cousin
nicht (kind van oom en tante) = Cousine
neef (kind van broer of zus) = Neffe
nicht (kind van broer of zus) = Nichte
Steckbrief
Ich ziehe ein Blatt.
Ihr ratet um wen es sich geht.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk / Hausaufgaben
Kapitel 1, Teil E, Aufgabe 16, 17, 18, 19  Seite 24-25

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Auf Wiedersehen 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies