Extra oefeningen
1 / 16
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
1.
Welke zin is een regel in woorden?
Welke zin is een regel in woorden?
A
Het aantal poten :4 is het aantal koeien.
B
Het aantal poten gedeeld door 4 is het aantal koeien.
C
Het aantal koeien gedeeld door 4 is het aantal poten.
D
Het aantal poten gedeeld door 4 = het aantal koeien.
Slide 3 - Quizvraag
2.
Wat is juist?
Wat is juist?
A
In een 'regel met woorden' staan pijlen
B
In een pijlenketting staan geen wiskundige tekens.
C
In een pijlenketting staat geen =-teken.
D
In een 'regel met woorden' staan wiskundige tekens.
Slide 4 - Quizvraag
3.
Wat is goed?
Wat is goed?
A
De bovenste rij van een tabel hoort bij de horizontale as.
B
De onderste rij van een tabel hoort bij de verticale as.
Slide 5 - Quizvraag
4.
Bereken het
UIT-getal bij 16 poten.
Bereken het
UIT-getal bij 16 poten.
A
16:4=4 poten
B
16x4=64 poten
C
16:4= 4 koeien
D
16:4= 12 koeien
Slide 6 - Quizvraag
5.
Fietsen is ... km per uur.
(vorig hoofdstuk)
Fietsen is ... km per uur.
(vorig hoofdstuk)
A
18
B
180
C
8
D
25
Slide 7 - Quizvraag
6.
Wat is het weekloon
bij 2 dagen?
Wat is het weekloon
bij 2 dagen?
A
2x40=80 euro
B
2x40=80+30=110 euro
C
2x40+30= 11
D
2x40+30=110 euro
Slide 8 - Quizvraag
7.
Bereken het bedrag
als het aantal 4 is.
Bereken het bedrag
als het aantal 4 is.
A
4x2+5=13
B
13
C
4x2+5=13 euro
D
13 euro
Slide 9 - Quizvraag
8.
Welke getal kun je
niet gebruiken als IN-getal?
Welke getal kun je
niet gebruiken als IN-getal?
A
12
B
40
C
44
D
10
Slide 10 - Quizvraag
9.
Wat is waar?
Wat is waar?
A
Een grafiek teken je in een assenstelsel.
B
Een assenstelsel teken je in een grafiek.
Slide 11 - Quizvraag
10.
Wat is waar?
Wat is waar?
A
Berekeningen hoef je niet altijd op te schrijven.
B
Achter je antwoord hoeft niet te staan wat het is.
C
Nakijken is niet zo belangrijk.
D
Wiskunde is leuk.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Wat moet je nog oefenen van H7?
