Zwangerschap en geboorte

zwangerschap
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Hoe lang duurt een zwangerschap?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Bevruchting
Een eicel wordt bevrucht in de eileider, waarna innesteling in de baarmoeder plaatsvindt. 

Bevruchting door een spermacel. 

Een eicel kan tot ongeveer 48 uur na de ovulatie. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat denk je dat innesteling is?

Slide 5 - Woordweb

Klievingsdelingen en innesteling

Slide 6 - Tekstslide

Wat denk je dat een placenta is?

Slide 7 - Woordweb

Na innesteling

Het embryo neemt zuurstof en voedingstoffen uit het baarmoederslijmvlies via de uitstulpingen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vorming van placenta
Bestaat uit weefsels van moeder en van het embryo.

Zuurstof + voedingstof naar de embryo

Koolstofdioxide + afvalstoffen naar de moeder

Maar ook ziekteverwekkers, alcohol, nicotine

Slide 10 - Tekstslide

vruchtvliezen en vruchtwater
  • Vruchtvliezen liggen om het embryo heen. 
  • In de vruchtvliezen bevindt zich het vruchtwater.
  • Het embryo ligt in het vruchtwater. 
  • het vruchtwater beschermt het embryo tegen stoten, uitdroging en wisseling van temperatuur. 
  • Het embryo kan in het vruchtwater gemakkelijk bewegen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Navelstreng
  • De navelstreng is de verbinding tussen placenta en embryo.
  • De navelstreng zorgt dat het embryo voedingsstoffen krijgt. 
  • Afvalstoffen van het embryo gaan via de navelstreng naar de placenta. 

Slide 13 - Tekstslide

Navelstreng
Navelstrengslagaders: zuurstofarm.
Navelstrengaders: zuurstofrijk

Slide 14 - Tekstslide

Foetus
Na 3 maanden noemen we het een foetus

Bij een zowel embryo als een foetus werken de hersenen, spieren, hart en bloedvaten al.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Geboorte

Slide 18 - Tekstslide

3 fasen
De geboorte bestaat uit 3 fasen:

- De ontsluiting
- De uitdrijving
- De nageboorte

Slide 19 - Tekstslide

De ontsluiting
  • De bevalling begint met weeën
  • Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoederwand. 
  • Door de weeën wordt de onderkant van de baarmoeder wijder.
  • Dat heet ontsluiting.
  • Tijdens de ontsluiting breken de vruchtvliezen. 
  • Vruchtwater vloeit via de vagina weg.
  • De ontsluiting moet groot genoeg zijn om het hoofdje erdoor te laten. 

Slide 20 - Tekstslide

De uitdrijving
De weeën worden steeds krachtiger. 
De spieren in de buikwand gaan zich nu ook samentrekken. 
Door de persweeën wordt het kindje naar buiten geperst. 
Dit heet uitdrijving.
De uitdrijving kan een paar seconden duren, maar ook een paar uur. 

Slide 21 - Tekstslide

Bij de baby
  • Eerst worden restjes slijm uit de mond van de baby gehaald zodat hij/zij goed kan ademhalen. 
  • Dan wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. 
  • De baby begint meteen te huilen. Dat is prima! dan is de ademhaling goed op gang gekomen. 

Slide 22 - Tekstslide

fase 3: de nageboorte
Na de uitdrijving is het kindje wel geboren, maar de bevalling is nog niet helemaal klaar.
Er moeten nog 3 delen uitgedreven worden. 
de placenta - de vruchtvliezen - de rest van de navelstreng
Dit noemen we de nageboorte.
Deze komt ongeveer 15 minuten na de geboorte van het kindje. 

Slide 23 - Tekstslide

Na de geboorte

Slide 24 - Tekstslide

De navelstreng
Het restje van de navelstreng droogt uit. Dit duurt ongeveer een week. Daarna valt dit er af. 
Hierdoor ontstaat bij het kind een litteken op de buik. 
Dit is de navel.

Slide 25 - Tekstslide

normale ligging
(hoofdje komt eerst) 

stuitligging
(kontje of voetjes van baby komen eerst) 

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de volgordevan een zwangerschap en bevalling?
Innesteling
Embryo
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 27 - Sleepvraag

Hoe heet het als een baby met het hoofdje naar boven ligt?
A
Zuidligging
B
Noordligging
C
Stuitligging
D
Staatligging

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 30 - Open vraag